|
|
[8] O RADT VAN AVONTUEREN (AL 125)
Koningin lsabella van Denemarken (1501-1526) neemt op haar sterfbed afscheid van haar familie. Zij was een zuster van Keizer Karel V en gehuwd met Christiaan ll. ln 1523 werden ze verdreven van de Deense troon, waarop ze naar Vlaanderen vluchtten. Onvermoeibaar trachtten ze overal in Europa steun te krijgen voor hun zaak, terwijl hun kinderen in Mechelen bij de landvoogdes verbleven. Deze inspanningen verzwakten lsabella's gezondheid. Ze trok zich eind 1525 met haar gezin terug in een kasteel te Zwijnaarde, bij Gent, waar ze op 19 januari 1526 overleed. Natuurlijk waren niet alle doorluchtige familieleden aanwezig bij lsabelle's stefbed, maar wel haar man, die in het lied belooft goed voor de kinderen te zullen zorgen. Dit populaire politieke historielied is een van de vijf vorstinnenklachten uit het Antwerps Liedboek.
Queen lsabella of Denmark (1501-1526) bids her family farewell upon her deathbed. She was a sister of Emperor Charles V and married to Christian ll. They were driven from the Danish throne in 1523, after which they fled to Flanders. They strove tirelessly to gain support for their case throughout Europe, while their children remained with their viceroys in Mechelen. All the stress and strain weakened lsabella's health; she retired with her family to a castle in Zwijnaarde near Ghent in 1525, where she later died on 19 January 1526. Naturally not all of the members of her illustrious family were present at lsabella's death, but her husband was certainly so; he promises in the song to take good care of their children. This popular political and historic song is one of the five royal laments in the Antwerp Songbook.
Van die coninghinne van Denemercken
O Radt van Avontueren, Hoe wonderlijck draeyt u spille: Den eenen moet ongeluc gebueren, Die ander heeft so wel sinen wille. Van die coninghinne van Denemercke, Ysabeele dat vrouwelijc graen, (*1) Die clachte die si dede, -God verleene haer die eewige vrede- Dat suldi hier na verstaen.
'O coninck van Denemercken, Mijn man, mijn here reyn, God wil u in duechden stercken Ende alle mijn kinderkens cleyn. Nu moet ic van u scheyden Ende laten u in eenen soberen staet, (*2) God willet hem vergheven Die ons dus hebben verdreven Oft daer toe gaf den eersten raet. (*3)
Mijn broeders zijn verheven Ende mijn susters in staten groot, Eylaes wi zijn verdreven Ende liggen hier in groote noot. O heeren ende Prelaten, Die men hier al met ooghen aensiet, Coemt doch alle mijn kinderkens te baten; Dat icse nu moet laten, Dat is mi een groot verdriet.'
Die Coninc sprac met weenenden ooghen: 'Och edel vrouwe en zijt niet versaecht, Hoe salt mijn herte ghedoghen Dat ghi dus deerlijc claecht? Die kinderen sullen wel opgheraken, (*4) Den Keyser wort haer onderstant. (*5) Ic hope ick salt so maken, -Gods gracie sal met mi waken- Dat ick sal comen in mijn lant.'
Adieu vrou Janne, lieve moeder, (*6) God behoede u voor teghenspoet, Ende u, Kaerle, lieve broeder, (*7) Dat edel Keyserlijc bloet. Hadde ic tegen u moghen spreken -Mer ic moet sterven die doot- Ende claghen u mijnen ghebreken, Dat mijn kinderen niet en worden versteken, (*8) So en ware mi gheen stervens noot. (*9)
Adieu hertoghe van Oostenrijcke, Don Fernandus, broeder goet, Ende Leonora (*10) dierghelijcke, God behoede u voor teghenspoet; Ende Katherijne suster reyne, (*11) Die ic noyt en hebbe gesien, Adieu mijn kinderkens cleine, Adieu mijn vrienden alle ghemeyne, Adieu mijn man coninclijck engyen!' (*12)
Dit heeft die coninghinne ghesproken Te Swijnaerde, alst is bekent, Daer haer herte is ghebroken, Den Coninck daer zijnde present, Den XIX Januario tghewaghen, (*13) CCCCCXXV beseven. (*14) Hi machse wel beclaghen Ende in zijn herte draghen Also langhe als hi mach leven.
(*1): uitzonderlijke vrouw (*2): ongelukkige omstandigheden (*3): daartoe hebben aangezet (*4): goed opgroeien (*5): beschermer (*6): Johanna van Aragon, gehuwd met Filips de Schone (*7): Karel V (*8): tekort gedaan (*9): dan had ik geen angst om te sterven (*10): weduwe van Manuel van Portugal (*11): Catharina, opgevoed in Spanje en gehuwd met koning Johan van Portugal (*12): voortreffelijke koning (*13): naar waarheid (*14): het jaar 1525 (niet 1526, aangezien men in de toenmalige tijdrekening het nieuwe kalenderjaar pas met Pasen liet beginnen) | |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Egidius Kwartet (artiest),
Het Antwerps liedboek 1544 = The Antwerp songbook. GLO 6058
|
2004
|
|
2: 8 |
|
|
|