|
|
M: Maar is het niet zo dat ze bijvoorbeeld het ene jaar wat meer, het andere wat minder springen? G: Ik weet niet, het is eigenlijk helemaal veranderd. Je ziet tegenwoordig af en toe weer knikkeren, [TM: Ja, dat viel me al op] omdat er zoveel mooie knikkers zijn die moeders voor vrij veel geld kunnen kopen, en waar ze geld in zien [waar slaat dit op?], en, dat zeg ik, op het schoolplein daar zie ik nog wel eens springen, maar op straat zie ik het eigenlijk al jaren niet meer. Wat zou je zeggen van het tollen wat we vroeger op straat deden. Dat was toch prachtig? Diezelfde school heeft ook diabolo's. Nou, die kinderen weten eigenlijk niet wat ze ermee moeten doen, en wij gooiden vroeger die diabolo bijna huizenhoog en dat was toch prachtig? Wij hadden niet veel geld, dus wat je had daar moest je mee spelen, dus je speelde eigenlijk ook met eh .... en hoela-hoep hebben we uiteraard ook nog gedaan, kan ik ook heel goed, en voor de rest stond ik altijd op mijn handen met mijn benen tegen de muur, totdat ik het van mijn moeder niet meer mocht [taboe op het laten zien van onderbroek; vgl. 'onderbroek niet aan' in Salaam Lombok-mop] (tegen TM:) want we hadden geen lange broeken aan (TM: nee, ik snap 'm) ha ha, ik stond altijd met mijn hoofd ondersteboven en...en kaatseballen met vier ballen, dat zie je eigenlijk ook niet meer. Zijn er kinderen die nog kunnen kaatsen? TM: Ik denk niet eens dat ze weten wat het is als je het vraagt. M: Van dat springen... van Amsterdam weet ik het, dat kinderen springen en daarbij liedjes zingen. G: Het ABC heb je natuurlijk om te springen hè? Als springliedje. M: En al die andere liedjes [...]. G: Want Roodkapje toch ook, dat is toch een heel leuk spelletje? M: Ja, maar dat is typisch een school-kringspelletje, of in de speeltuin... G: [...] M: Heb je in de speeltuin ook liedjes geleerd? G: Nee, nee. Ik kwam dus eigenlijk uit de Oude Kerkstraat, en de dichtsbijzijnde speeltuin was in de Bloemstraat, dat was in Oudwijk. Dus als wij daar eens een keer naar toe gingen moesten we een eind lopen en vroeger, je had niet anders dus je ging lopend daar naar toe. En dan hadden ze daar een schommel, dat was veel interessanter dan in de kring liedjes zingen. M: Bij ons in de speeltuin kwam er elke week of een paar keer in de week een oudere mevrouw, en dan was het van: de juffrouw is er, en dan gingen we van Maria zat te wenen, Joepie Joepie, het hele scala werd afgedraaid. Ik vond het enig. Maria zat te wenen, ken je dat? Of: Anna zat op majesteit... G: Anna, Anna zat te wenen, te wachten... M: Nee, niet te wachten... G: O nee, dat is weer een ander... M: Maar in Maria zat te wenen, die wordt dan vermoord met zeven steken. Nou, als kind vind je dat natuurlijk heel spannend. Je herinnert je het niet? G: Nee. M: Anna zat op ene steen? Er zijn verschillende beginregels. (M citeert:) Toen kwam haar lieve moeder eraan, die zei: Ach kind wat scheelt eraan? Omdat ik morgen sterven moet (tegen G: nog niet? G: nee). Wie heeft jou dat dan wijsgemaakt? Dat heeft de boze Frederik gezegd. Toen kwam de boze Frederik eraan, die gaf haar zeven steken (en dat is steeds maar met herhalingen, dan hou je die spanning). Toen werd zij in een kistje gelegd, en op het einde, dat ze dan... G: Nee, nooit van gehoord, wel van een liedje met zeven, van eh... Dat is een, Dat is twee, dat is drie ... M: Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven...[de Zevensprong] G: Ja, die ken ik, ja. Dat hebben we dus wèl gespeeld, met die ellebogen, ja, dat wel, maar dat andere, nee... M: Anna stond te wachten, deden jullie dat onder het springen of zongen jullie het ook zomaar? G: Ik denk zó... dat herinner ik me niet... M: Ja, niet met de dubbele, maar ook niet met een grote slag? G: Nee. Ik ben in een wijk opgegroeid met allemaal jongens. Er waren haast geen meisjes, dus springen deed je ook in je eentje hè, dat grote doorloopspringen dat werd maar heel weinig gedaan. M: Er zijn ook jongens in een bepaalde leeftijd, een jaar of 6, 7, 8, die dat ook wel kunnen, met zo'n lang touw... ze zullen niet zelf met een eigen springtouw gaan springen, maar in zo'n lange rij vinden ze dat wel leuk ... G: Nee, dat herinner ik me echt niet. En je merkt ook: zelfs op het schoolpleintje zijn het eigenlijk alleen maar de meisjes die het doen, bijna nooit een jongen die het doet, maar ja, ze hebben voetballen, dus, en ze hebben klimrekken, dus ze doen wel wat anders... M: Ik merk het ook met liedjes onthouden: de meisjes houden ze vast, en de jongens vinden het op een bepaalde leeftijd te kinderachtig, dan doen ze niet meer mee. Maar ik merk: dan zijn ze toch jaloers op de meisjes die dan van mij aandacht krijgen, maar eigenlijk kennen ze niet eens meer veel liedjes, behalve die kleinere jongens die in de laagste groepen zitten, die hebben het allemaal nog helemaal paraat en die corrigeren zelfs de oudere meisjes nog. G: Maar tegenwoordig wordt er op scholen toch ook nog maar heel weinig gezongen? M: Ik weet niet, als je weet wat ik voor liedjes... T: Afgaande op wat we nu nog van allochtone kinderen allemaal te horen krijgen en... G: Ik denk dat daar meer aandacht aan besteed wordt als aan... T: Liederen als Drie schuintamboers krijgen we te horen, dan denk je ook: waar halen ze het vandaan? G: Maar dat komt toch niet van een plaat af? T: Nou, op school geleerd, waarschijnlijk toch van de juf in dit geval... M: Ze zeggen ook vaak: [geleerd] van een jongen op school, van een meisje op school, dus het kan ook op de speelplaats zijn, het hoeft niet per se via de school te gaan... maar als ik je voor zou lezen welke liedjes... en dan heb ik het alleen maar over de liedjes die een beetje ouderwets zijn... [ABC] M somt verder op van haar lijstje van in Lombok opgenomen liedjes, G roept bij elke nieuwe titel: Uiteraard! (Iene miene mutte, alle eendjes zwemmen in het water, Altijd is Kortjakje ziek, Berend Botje, Rode kersen lust ik graag [geen antwoord hoorbaar]). Te Utrecht op de dom kent ze niet; evenmin Mieke hou je vast, Ik ben geboren in Frieseland, Mietje heeft een lammetje, Een tulp en een narcis en een hyacint (= Een draad en een naald en een vingerhoed], Daar komt mijnheer Pantoffel aan (ook niet, wel het vergelijkbare Wij zijn arme, arme, arme Marionse Marionetten waarvan ze twee coupletten kent. Als 2e zingt zij:
'k Zou zo graag een zusje hebben [enz.]
Als M haar het hele lied voorzingt herkent ze alles weer. M citeert het een en ander uit Daar komt mijnheer Pantoffel aan, om de overeenkomst te laten horen. M vervolgt lijst met klapliedjes: Advocaatje, Mooi Ietje Fietje, Er zaten 7 kikkertjes, Groen is gras, Groene zwanen, witte zwanen, Hoofd, schouders, knieën, tenen. Het laatste heeft ze wel eens gehoord maar kent het niet echt. M: het is een kinderliedje uit de omgeving van kamperen. T: Het is een leerliedje van de kleuterschool, dat je weet waar je hoofd, schouders enz. zitten. M: Ik ben met mijn Catootje nar de botermarkt geweest... G: Dat staat op de plaat van Wim Sonneveld [M vertelt van de alternatieve, perfect gekende/gezongen tekst van de Banka-kinderen]. M: In de maneschijn, in de maneschijn [Banka-kinderen: De duizendpoot]... In Den Haag daar woont een graaf, In Holland staat een huis, 'k Zag twee beren, M'n vader is een buschauffeur.
[Onder de tafel]
M vervolgt met Ozewiezewo, Papagaaitje leef je nog, Poesje Nelle/Poesje Mauw. Lot is dood [= Robinson] kent ze niet, noch de melodie daarvan. Rood wit blauw [wel]. Sint Maartenliedjes kent ze niet, heeft er ook nooit zelf iets aan gedaan of kent het niet [weliswaar katholiek feest, maar volgens M doen niet-katholieke kinderen er ook aan mee].
| |
|
Opnames gemaakt in de Utrechtse wijken Lombok en Transvaal, 1998
|
1998
|
|
|
|
Transcriptie en evt. annotatie/commentaar door veldwerker Marie van Dijk, 1999-2004 |
|