Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


DE GELUKKIGE BOEREN HUISHOUDING
Op een fraaie Wys:

Nu zing ik van de boeren staat, /
Die 's morgens vroeg en 's avonds laat
Het land met vlyt bebouwd,
Die burger, krygs en edelman,
En wat men verder noemen kan,
Het leven onderhoud.
2. Den huisman pryst men boven al,
Die vele koeijen op zyn stal,
Met vreedzaam kruid zat voert:
Hy betert steeds de schralen grond,
Daar immer vee zyn voedsel vond,
Laat geen plek ongeroerd,
3. Hy spaard geen moeite nog geduld,
Om al sijn land te zien vervuld,
met goed en voedzaam kruid;
Zyn mesthoop werd door dit beleid,
Een bron van voorspoed en zyn vlyt,
Die steekt by andren uit.
4. Een vrouw die met een zagten aart
De werkzaamheid en order paart,
Haar gezin wel regeerd,
Die savonds vroeg te bedde gaat,
En met het schemerlicht opstaat,
Werd geroemd en geeerd.
5. Z'is deugdzaam vrolyk altoos bly,
Slyt nooit haar tijd in beuzelary,
En kookt een goede pot,
gaad jaarlijks olie hennip vlas,
melk, boter, kaas, honing en wasch,
met blydschap in haar lot.
6. Hierby is zy ook pryzenswaard,
Al by de groten boeren haard,
En koffij pot niet staat,
en als zij zondags na de kerk,
met geen onnodig kapselwerk,
Of goud of zilver gaat.
7. Door zulke apenstreken wordt,
De boerenhoef het meest verkort,
En aan schulden gewaagd,
Ja dikwyls worden man en wyf,
Om zoo een roekloos tydverdryf
Van vaders erf gejaagd.
8. Pryst dus een moeder die met vlyt,
Haar kind aan Jezus dienst toewyd,
ZIjn hart tot deugden keer,
Die 't daaglyks na de schole zend,
En tot de zorg van 't huis gewend,
Dees kent haar pligt en eer.
9. het kind verdiend ook lof en loon
't welk na gods hoogste heilgeboon,
Zyn ouders eerd en diend,
En in de school zyn pligten leerd,
Steeds spot en leugen van zig weerd
Dan word het ieders vriend.
10. huur dog geen knegt die verdwaast
Steeds los by kan en glazen raast,
Zo'on borst die diend u niet,
Want herberg lopen zuipery,
Brengt klein gekyf tot slagery,
En baart niet als verdriet.
11. maar 't meisje is van opspraak vry
Dat zig by werk en moeite bly,
Den arbeid niet beklaagd:
Die niet verkwist haar edle tyd,
Altoos met toegenegenheid,
Haar zorg voor 't huis best draagt.
12. Een boer gecierd met reine deugd
Schenkt god op aard de ware vreugd
't gebrek dat plaagt hem niet,
Dus landman landvrouw meid en knegt,
Zyt deugdzaam yverig en opregt,
Dan wykt al 't aardsch verdriet.
13. Al die by 't werk genoegen voegd,
By tyds zyn akker mest en ploegd,
En gaarne vraagd en leerd,
die wordt vervrolykt in zijn lot:
gezegend door den grooten god,
Van stad en land geeerd.

EINDE

DE GE[L]UKKIGE BOEREN HUISHOUDING
[1860 ca.]
Den Haag KB: Lbl KB Wouters 08042

Transcriptie naar origineel, Martine de Bruin 7-11-2019