|
|
3. SINTE WILLEMS PENITENCIE
Een tweede lied van Guilielmus de Swaen op Sint Guilielmus van Malavalle, bijgenaamd de Grote, leidde een zondig leven vol uitspattingen en was vurig aanhanger van Tegenpaus Anacletus. Sint Bernardus zelf bekeerde hem, na heftige tegenstand, met behulp van een geheven hostie. De uitwerking was verpletterend: Wilhelmus stortte ter aarde, als door de vallende ziekte getroffen. Hij gaf zijn wereldlijke macht op en maakte verre pelgrimsreizen. Wilhelmus eindigde zijn leven als kluizenaar, omgord met stalen ketenen: vandaar de 'gestaalde heremiet'.
SINTE WILLEMS PENITENCIE Stem: Pronckje van dees Maeghden (...) Als Wilhelm' genade Had van God verkregen Over sijn misdaden, Soo wiert hy genegen Door des Heeren zegen' Tot alderhande beughd. Hy suchten,, beduchten Sijn sonden,, sijn wonden Sweer wel verneught.
Willem liet sijn leden In sijn harnis sluyten, Die eertijds de reden Gingen varr' te buyten. Zynde in dees muyten (kooi) Is wegh getrocken Hy; Sijn vader,, weldader, Sijn vrinden,, gesinden Verliet Hy bly.
Nadat dus gestreden Willem had veel jaren, Is tot 's Hemels steden Sijne ziel gevaren: Waer dat die vergaren Die deughdsaem hebben g'leeft: Waer loonen,, waer kroonen, Waer 't leven,, gegeven God aen Hem heeft.
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Suster Bertken: tussen heilige kluizenaars en kloosterlingen
|
2006
|
|
1: 3 |
|
|
|