|
|
[5] O GENOEGHELICKE TYMEN
In het volgende gedichtje roept Vondel de Haarlemse componist Cornelis Tymensz Padbrué op zijn verzen op muziek te zetten. Die verzen blijken vooral een roep om vrede te zijn aan het adres van stadhouder Frederik Hendrik. Met zijn muzikale wondergaven moet Padbrué de oorlogszuchtige stadhouder kunnen vermurwen. Vermoedelijk gedicht in 1633. In dat jaar neemt Frederik Hendrik Rheinberg in en wil hij vredesbesprekingen met de Zuidelijke Nederlanden opschorten. Padbrué heeft dit "deuntje" zoals Vondel het zelf noemde, voor zover bekend niet op muziek gezet; later wel andere gedichten van hem. Camerata heeft een passende melodie gezocht om het tekstje op te kunnen zingen, en een wondermooi wijsje van onbekende herkomst gevonden, genoteerd in Stalpart van der Wielens bundel Extractum Catholicum (1631). Het is echter geenszins de bedoeling te suggereren dat Vondel deze melodie voor zijn 'deuntje' heeft gebruikt, of het zelfs maar heeft gekend.
Deuntje. Aen Mr. Cornelis Tymensz Padbrué
O genoeghelicke Tymen, Als uw tong begint te lijmen, (*1) Op het velt, of in het koor, (*2) Lijmt ghy alles aan uw oor,
Wat in vellen schuilt en veeren. Nachtegalen zelfs verleeren Hunnen zoeten zangk om u. Geen konijn in duin is schuw. Harten komen aangestooten. (*3) Op uw goude en zilvre nooten Drijft het Sparen door de stadt. (*4) In den Hout ruischt loof noch bladt, (*5) Noch geen luchjes in de blaren, Als ghy zangk en spel wilt paren. Lustigh Tymen, noch een reis. (*6) Tymen, zing den oorloogh peis. (*7) Zing, dat Frederick ga slapen, Zonder harnas, zonder wapen. Zing hem zonder ysren kraagh, Zonder helm in 's Graven Haagh. Zing de zwaarden in de scheden. Zing de welvaart in de steden. Zing de schepen aan de ree. Zing het onweêr uit de zee.
Wilje zingen, ick wil rijmen. O genoeghelicke Tymen, Zoo mijn zangk geen waarheit derft, Ghy zult zingen, als ghy sterft.
(*1): klanken in elkaar doen vloeien (*2): veld en koor: wrsch. buiten en binnen (*3): herten komen aangesneld (*4): Sparen: het Spaarne, de rivier die door Haarlem stroomt (*5): Hout: de Haarlemmerhout (*6): nog een keer, alsjeblieft! (*7): maak al zingend van oorlog vrede.
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Een muzikaal portret van Joost van den Vondel
|
1987
|
|
1: 5 |
|
|
|