|
|
[15] DROEVIG LIED VAN 6 SCHEEPEN
Klaaglied over zes visserschepen die in het noodweer van maart 1651 door de golven zijn verzwolgen, met 60 tot 70 doden als gevolg - en vele weduwen en wezen.
Droevig lied, van 6 scheepen die gebleven zijn van Maas-Sluys op den 4 en 5 Maart. Stem: Hoe leg ik hier in dees elende.
Hoord toe, gy menschen allegaare, Die op Maas-Sluys woonagtig zijt, Wat ik u zal in 't kort verklaare, 't Geen is geschied in onzen tijd: Ende gebeurt in onze dagen, Eylaas, 't is wel om te beklagen.
Zes schepen, hoord na mijn verklaren, Zijn gebleven door dit onweer, En gantsch verslonden van de baren, En heel verbrijdzeld in het meer, Het volk dat is ook hier beneven, Al t'zamen in d'zee gebleven. Wel zestig of zeventig zielen Bleven van deze schepen daar, De zee die ging haar al vernielen En niemand van haar allegaar En is 't ontvloden (*1) nog ontkomen. Eylaas, een yder mag wel schromen.
Elk een die klaagt met droeve zinnen Zo bitter als hy immers kan: Wie zal de kost nu voor ons winnen, Nu dat wy leven zonder man? Voor wie kan dit dog wonder (*2) schijne? Want yder een die mist de zijne. Beveeld u man in Godes hande, Gy weduwen die droevig schreyd, Hy zal u ween (*3) menigerhande Verhooren, zo Hy heeft gezeyd. Hy is en blijft u trouwen Vader, Verblijd u hier in alle gader. Denkt dat den Heer u man verheven Veel liever heeft gehad als gy, Want hy nu in een beter leven Gevoerd zal werden; zijt dan bly. Beveeld u Godt en Heer de zaake, Die zal het wel ten beste maaken.
t Hangt aan Gods zegen.
(*1): heengaan (*2): verbazingwekkend (*3): klachten | |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Het Maassluise Hoekertje: liederen uit de Gouden Eeuw van Maassluis. GLO 5258
|
2014
|
|
1: 15 |
|
|
|