|
|
[9] Luigi ROSSI - ANIME VOI CHE SETE
Op uitnodiging van kardinaal Mazarin vertoefde de befaamde ltaliaanse componist Luigi Rossi in 1646 te Parijs en Fontaineblau om er de opera Orfeo te componeren en te produceren. Hij lijkt met Huygens in contact te hebben gestaan: via Huygens' vriend Gobert liet Rossi weten dat hij de Pathodia heel mooi had gevonden. Hij stuurt Huygens een aantal ltaliaanse liederen en hoopt Holland te bezoeken, een land waaarvoor hij een grote 'passion' koestert. Onder die ltaliaanse liederen bevond zich waarschijnlijk Anime voi che sete. Jaren later, in 1670, krijgt Huygens een paar liederen cadeau, waaronder wederom Anime. 'La celebre production du Sr. Luiggi', zo omschrijft hij het stuk, dat inderdaad een grote populariteit lijkt te hebben genoten. Het lied beschrijft de verschrikkingen die een jaloerse minnaar moet ondergaan.
Anime voi che sete da le furie d'Abisso Appress' ogn' hora credete à mè credete che quel mal che vi accora e un ombra de le pene e del dolore che geloso Amator soffre in Amore.
Chi non sà che cosa sia gelosia Lo chied' à mè Lo dimandi all' alma mia Lo saprà dà la mia fè Lo dimandi all' alma mia Lo saprà dala mia fè che diranno ch'un affanno, un tormento, un crucio eterno, un Purgatorio al fin peggio è d'Inferno. Tale à punto lo provo Ch' ido latrando una Beltà divina Io temo ch'ogni sguardo d'Amante insidiator non sia rapace per involar quel bel che sì mi piace m'ingelosisce. Ogn'astro mi turba; ogni pianeta temo ch'il Ciel istesso non me lo tolga un di innamorato anch' esso del bel che mi feci di chimere e di fantasmi hò la mente instupidita puro ho il cor di doglie e spasmi stà frà crucij la mia vita ogn' ombra m'adombra el core m'abbaglia ne mai da mè sgombra si fiera battaglia onde ch'in tormentarmi fora è ch'io dica al fin' in fiochi carmi
Chi non sà che cosa sia gelosia Lo chied' à mè Lo dimandi aÌl' alma mia Lo saprà da là mia fè Lo dimandi all Alma mia Lo saprà dala mia fè.
Tekst en muziek uit Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Ms II 3947, fol. 1-8v. Cat. no. F 2422. Cantate di Luigi Rossi e di Mario Savioni. Transcriptie Pieter Dirksen.
Zielen, jullie die door de furies van de Hel alsmaar gekastijd worden, geloof me, geloof me, dat het kwaad dat jullie pijnigt een schaduw is van de smarten en van het verdriet die de jaloerse minnaar lijdt in de liefde.
Wie niet weet wat jaloersheid is: hij moet het aan mij vragen, en aan mijn ziel, hij zal het te weten komen van mijn trouw. Zij zullen zeggen: een verdriet, een kwelling, een eeuwig kruis, een Vagevuur tenslotte, erger dan de Hel. Zo sterk lijd ik eraan, dat ik, een goddelijke schoonheid aanbiddend, vrees dat elke blik van een listige Minnaar er op uit is om dat schoons weg te kapen dat mij zo behaagt, en mij jaloers maakt. Elke ster beroert me, elke planeet vrees ik. De Hemel verhoede dat op een dag ook hij zelf verliefd wordt op de schone en dat hij me hersenschimmen en schrikbeelden laat kriigen Mijn geest is volledig van streek, mijn hart lijdt smaden en pijnen. Mijn leven bevindt zich temidden van kwellingen. Elke schaduw beschaduwt me en mijn hart verblindt me. Nooit zal die hevige strijd me verlaten: hij kwelt me en doorboort me en ik spreek tenslotte in hese gedichten.
Wie niet weet wat jaloersheid is: hij moet het aan mij vragen, en aan mijn ziel, hij zal het te weten komen van mijn trouw.
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
De muzikale wereld van Constantijn Huygens. (Muziek uit de Gouden Eeuw 3). VNM R 87005
|
1987
|
|
1: 9 |
|
|
|