Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


[5] Maximiliaan, graaf van Bossu, beklaagt zijn lot. Als bevelhebber van de Spaanse vloot is hij verslagen in de slag op de Zuiderzee, en zit nu gevangen in Hoorn. De laatste regel van elke strofe is ontleend aan psalm 68. De oorspronkelijke tekst van dit geuzenlied heeft Valerius enigszins gefatsoeneerd.

Maximiljanus de Bossu,
Ben ick een Graef geheeten,,
Duc d'Alf dien ic trou diend' heeft nu,,
My schoon en gantsch vergeten,,
Ick heb geweest syn Admirael,
De Geus te dooden principael,
Hadd' ic my hoog vermeten.

Ick meend' ick was der Geusen dwanck,
De kans die liep verloren,
Gevangen tegens mynen danck
Werd' ick gebracht tot Horen.
Daer ick in't klooster ben geraeckt,
En tot een Pater wierd' gemaeckt,
Myn cruyn is noyt geschoren.

Sy hebben my dit schip gedaen,
Ick soud' den kryg beginnen,
Ick hebb' noyt slechter stuck bestaen,
Als ick het gae versinnen,
Wat schippers stierluy dat ick vraegd'
Sy spraken al, alst my behaegd,
U schip kan niemant winnen.

Maer doen ic quam voor't Hoorner hop,
Ick werd wel anders ware,
Dat sal noch steken in myn krop,
Al leefd' ick vijftig jaren.
Geux leerde my op't selve pas,
Wat een genuchte dattet was
Op de Zuy'r-zee te varen.

Och daer ick placht een Heer te zijn!
Daer lig ick nu gevangen,
Na Amsterdam (och 'tis my pijn!)
Waer beter myn gevangen,
Ey Geux, laet my doch uyt dit quaet,
Ick sal u loonen dese daet,
Met moorden, en met hangen.

Camerata Trajectina (artiest), Die tyranny verdrijven: politieke liederen uit de tachtigjarige oorlog. ES 46.426. VNM R 79001
1979
1: 5