|
|
Ghelijc den meij / met vulder vruecht Is in zijn juecht, Naer onsen greij / sijt ooc verheucht, Op dat ghij meucht, Ghij vroukens zoet, reijn, amoureux van zinnen: Den meij es nu in sijn saijsoen. De spruijtgens groen / verheugen doen. Also der blomkens roke compt van binnen, Vrouwen thogen loosselick scijn van minnen: Tgesciet, tgesciet, ghetrou als wanckel riet. | |
|
Het tweetste musyck boexken VIER PARTYEN DAER INNE Begrepen zyu [!] xxviiij niewe amoreuse liedekens in onser neder duytscher talen, Gecomponeert by diversche componisten, zeer lustich om singen en spelen op alle musicale Instrumenten [...] SVPERIVS [CONTRATENOR; TENOR; BASSUS]
|
1551
|
Kraków Bibliotheka Jagielónska (in facsimile) |
f16v |
|
Transcriptie afkomstig uit het corpus (databank) Het Nederlandse Meerstemmige Lied van J.W. Bonda |
|