|
|
EEN AARDIGE KLUCHT, VOORGEVALLEN BIJ HET FRANSCH-LEGER IN DUITSCH-LAND Stem: Van den Schager-Laan
Komt vrinden luistert na dit Lied, 't Is bij 't Fransch leger korts geschied. De zaak is weerd te zijn beschreven, Wat dat een duitsche vrouw heeft bedreven, Een Franschman gram, Haar tegen kwam: Hoort hoe ze hem zijn peerd af nam.
Dees vrouw die vluchtte met een beurs met geld Gemoet een Ruiter al op 't veld Die sprak haar aan in zijn Fransche talen: Quit te la Bourse u geld altemalen, De vrouw voorsteld, Zei ik heb geen geld De Ruiter zwoer met een groot geweld.
Terstond trok hij zijn Sabel bloot, De vrouw verschrikt zij was in nood, Als zij hem hoorde vloeken en snauwen, En haar gedreigd den kop af te houwen, Met zijn blank staal, Zwoer in zijn taal, 't Was mor en sakker hij was britaal.
De vrouw die zag dat het moeste zijn: Zij smeet haar beurze met 't geld vol pijn, In 't water ras en zei wilt het zoeken Den Ruiter die begon weer te vloeken Hij sprong te voet. Zocht metter spoed: Maar hoort eens wat de vrouw dan doet.
Terwijl de Ruiter zocht naar het geld: Heeft haar de vrouw te peerden gesteld, Den Ruiter haar te peerden zag springen Die riep ik zal u om het leven brengen! Al met dit zweerd, of geef mij peerd, Maar de vrouw heeft haar terstond geweerd.
Zij antwoordde zoo geef mij som, Of nooit en geef ik u peerd weerom, En zij spand een pistool wel ter keure En zei Ruiter dat gaat 'er deure Leg of mij geld, of met geweld: 'k Zal u doorschieten op het veld.
Den Ruiter zag dat hij was gestoord, Lei het geld af zonder een woord En zei Pardon Madamme Allemande, Zij zei Franschman marseert uit de lande Vertrek maar guit, Zonder geluid, Of ik door schiet u door u huid.
Den Ruiter knielde voor haar in 't zand Bad om pardom met de hoed in d' hand, Rend mon Cheval vou prie macherre, Zij zei Franschman vertrek want ik zwiere Dat ik u schiet: zo gij niet vliedt: Van 't peerd noch geld en krijgt gij niet.
Zij joeg hem voort die loozen kwant, Met de Pistolen al in haar hand: Denk eens hoe dat de Ruiter moest loeren Als hij zijn peerd van een vrouw zag voeren Zij nam haar geld, dat daar lag op 't veld, Reed zoo naar huis als eenen held.
Zij kwam naar huis met het peerd en het geld, En heeft haar avontuur verteld, Doen zij de zaal van 't peerd zoude trekke Kwam zij daar een goudbeurs t' ontdekke Deze Boerin: Was blij van zin: Daar staken vijftig pistolen in.
Als nu den Ruiter in 't Leger kwam En men zijn Avontuur vernam, Men heeft hem door de riemen doen danze Een menuet a la mode de France. Zijn geld al kwijt, Hoorden het verwijt, Daartoe nog slagen ist niet een spijt.
Zoo lest gij Ruiters wie gij zijt: U wel van duitsche vrouwe mijdt, Wacht u altijd van zulke pilasie, Want ziet den Koning betaalt u gasie Pluimt den vijand, Ten allen kant, Want voor een Ruiter dat is geen schand. | |
|
Riemsdijk, G.A. (editeur),
De Vrolijke Kramer met Klijn Jans Pleizierig en Vermakelijk Mars-dragend HondjeBESTAANDE IN DE AANGENAAMSTE GEZANGEN OP DE NIEUWSTE EN HEDENDAAGSCHE VOOISEN OP NIEUWS OVERZIEN VERBETERD EN VERMEERDERD MET VERSCHEIDE NIEUWE LIEDEREN
|
1946
|
Amsterdam MI: 3978 Gesloten Kast: B 8 |
p76 |
|
Tekst door OCR; gecorrigeerd, maar mogelijk niet foutloos |
|