Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


HET DROEVIG UIT EINDE DER LIEFDE VAN TWEE DIE MALKANDER BEMINDE
Voois: Van de Blauwe Vlag

De Liefde met een zoet genucht,
Baart zoo menig droevig zucht,
Gelijk ik u zal verhalen,
Van een Koopmans Zoon verstaat,
In de Rotterdamsche palen,
Die een Dochter minne gaat.

Deze Dochter met'er spoed,
Was een Linne naaister goed,
In zijn Vaders huis wilt letten,
Diende zij voor kost en loon,
Waar op hij zijn zinne zetten,
Op dees eerbaar Maget schoon.

Hij sprak tot haar zoo menigmaal,
Met een minnelijke taal,
Schoonste die der leeft op aarde,
'k Kom u bieden aan mijn Trouw,
Mocht ik, o schoonste blom vol waarde,
U genieten tot mijn Vrouw.

Zij als een eerbare Maagd,
Sprak tot mijn geen liefde draagt,
Stelt op mij doch niet u zinnen,
Ik en heb niet als mijn eer,
Gaat een edel Dame minnen,
Want gij zijt een machtig Heer.

Deze Jonker rein van Min,
Sprak mijn overschoon Godin,
Laten wij samen vereenen,
Tot de dood ons leven scheidt,
Daar 's een Ring met zeven steenen,
Tot een blijk van trouwigheid.

Deze Maagd door min bevaan,
Heeft zijn Trouw genomen aan,
Zij omhelsden met haar beiden
Toen malkander met genucht,
En zij zwoeren nooit te scheiden,
Waar op dat zij raakt bevrucht.

Hij heeft zijn Vader gevraagd,
Om te Trouwen met dees maagd,
Vader wilt u niet verstoren,
Laat het wezen doch u zin,
Want ik heb haar Trouw gezworen,
En gekregen tot mijn min.

De vader sprak zeer opstinaat,
Neen ik dat niet toe en laat,
'k Zag u liever voor mijn oogen,
Met een strop om uwen keel,
Eer ik dit ooit zal gedoogen,
Kiest een rijke tot u deel.

Vader als het wezen kan,
Laat het doch geschieden dan,
Laat ons trouwen 't onzer baten,
En ons schanden doch behoedt,
Want ik zal haar nooit verlaten.
Zij draagt van mijn vleesch en bloed.

De vader met een looze grond,
Sprak gij moet van hier terstond,
Na Moskovien gaan varen,
Nemen u negotie waar,
Als gij thuis komt van de baren,
Zult gij trouwen met malkaar.

Deze Jonker met bescheid,
Heeft dit aan zijn lief gezeid,
Die daarom droefheid ging toonen,
Doch hij sprak hebt goede moed,
Daar zijn duizend Goude Kroonen,
En een Brief al met mijn bloed.

Zij was daar niet mee te vree
Sprak lief laat ik varen mee,
En gingen overleggen,
Haar in 't Schip te bergen dree,
Zonder iemand iet te zeggen,
Tot zij diep waren in Zee.

't Schip voer uit de Maas zoo voort,
Na Moskovien dit aanhoort,
Doch de Zee met storm en winden,
Brocht haar op een klip aldaar,
Dat het Schip in kort verslinden,
En zij al in noods gevaar.

't Volk kwam te nauwer nood,
Nog te land met Sloep en Boot,
Doch de Koopmans Zoon verheven,
Is op Gods genade heen,
Op een plank in zee gedreven,
Met dees maget vol geween.

Na twee dagen tijd zeer klaar
Wierden zij het land gewaar,
In Moskovien wilt weten
Kwamen in een Bosch te land,
Daar zij zochten na wat eten,
't Geen haar diend tot onderstand.

Als zij in het Bosch gegaan,
Kwamen daar twee Beren aan
Droefheid zag men hier gebeuren,
Want dees Beren als verwoed,
Gingen deze maagd verscheuren,
Dat dees Jonker treuren doet.

Hij schrijft daar opstaande voet,
Eenen brief al met zijn bloed,
Met het opschrift daar beneven
Waar in dat hij schuld en al,
Aan zijn vader klaar gaat geven,
Van dit droevig ongeval.

Hij neemt daar een kort besluit,
Ook te sterven om zijn bruid,
Trekt de Degen van zijn zijden,
Stakze in zijn Jonger hert,
Waar door hij in korte tijden,
Van de dood verslonde werd.

Een Pelgrim kwam daar voorbij,
Vond dees brief nog aan zijn zij,
Ginze tot Moscou bestellen,
En van daar op Rotterdam,
Aan zijn vader die met kwellen,
Al dees droeve Tijng vernam.

Deze koopman dit gelooft,
Wierd van zijn zinnen heel beroofd,
Dat hij weigerde de grasie,
Aan zijn Zoon tot d' echte Trouw,
Hij heeft hem uit disperatie
Gaan verhangen aan een touw.

Hier kan ieder geven acht,
Wat de liefde heeft voor kracht,
Als twee herten saam vergaren,
Door de liefde rein van aard,
Ouders wilt haar laten paren
Eer 't weerhouden droefheid baart.

Riemsdijk, G.A. (editeur), De Vrolijke Kramer met Klijn Jans Pleizierig en Vermakelijk Mars-dragend HondjeBESTAANDE IN DE AANGENAAMSTE GEZANGEN OP DE NIEUWSTE EN HEDENDAAGSCHE VOOISEN OP NIEUWS OVERZIEN VERBETERD EN VERMEERDERD MET VERSCHEIDE NIEUWE LIEDEREN
1946
Amsterdam MI: 3978 Gesloten Kast: B 8
p25

Tekst door OCR; gecorrigeerd, maar mogelijk niet foutloos