|
|
XXVII DE GOLVEN. Naar het Duitsch van Lieth. Muz. van den Auteur.
Zonder rusten, Langs de kusten Vloeien ginds de golven neêr, En van allen Duizendtallen! Keert er nooit een enkle weêr.
2. Geen verwijlt er, Ieder ijlt er, Zonder toeven, ongestoord; Murmlend, ruischend; Schuimend, bruisend; Reppen zij zich ijlings voort.
3. En nog feller, En nog sneller Jaagt ons wis'lend leven voort; Kort slechts duren Al die uren, Wier genot ons thans bekoort.
4. Leer dan 't heden Te besteden In den dienst van God den Heer; De uren ijlen Zonder wijlen, En er keert geen enkel weêr.
NB. De laatste regel van elk couplet behoort herhaald te worden. | |
|
Schrijver van De mensch en de dieren (auteur),
[Liefde, Jan de] (auteur),
ZANGSTUKJES VOOR SCHOLEN EN HUISGEZINNEN. EERSTE STUKJE. VIJFDE DRUK.
|
[1895 c.]
|
|
p27 |
|
Gecorrigeerde OCR |
|