|
|
XII. Herfstlied Woorden en Muziek van den Auteur.
De herfst is aangekomen, Hij delft het wintergraf, De storm schudt van de boomen De geele bladers af; De planten, ach! Zoo fleurig, Hoe zijn zij afgerukt! De bloemen, ach! zoo geurig Hoe zijn zij afgeplukt!
2. Er zingt in 't woud geen zanger, Nu al het loof verdort, De nachten worden langer, De dagen worden kort. De vogels zijn getogen Naar warmer landen heen, Nu zijn zij weggevlogen, En laten ons alleen!
3. Ach! alles hier op aarde Verbloeit, verflenscht, verdort, Niets heeft bestendig waarde, En alles duurt maar kort. Er zal een lente komen, Die nimmermeer verdort, Ginds in het land der vromen, Waar 't nimmer winter wordt! | |
|
Schrijver van De mensch en de dieren (auteur),
[Liefde, Jan de] (auteur),
ZANGSTUKJES VOOR SCHOLEN EN HUISGEZINNEN. EERSTE STUKJE. VIJFDE DRUK.
|
[1895 c.]
|
|
p12 |
|
Gecorrigeerde OCR |
|