|
|
|
7.
Er liep een heele kleine man, hajoepiejé,
Man:
Er liep een heele kleine man, hajoepiejé,
Hij kiest:
De man die kiest een kleine vrouw, hajoepiejé.
De man die kiest een kleine vrouw, hajoepiejé.
Samen:
Ze gingen samen naar buiten, hajoepiejé.
Ze gingen samen naar buiten, hajoepiejé.
Man:
Vrouw wil je wel naar binnen gaan, hajoepiejé.
Vrouw wil je wel naar binnen gaan, hajoepiejé.
Man:
De man die ging op de vensterbank, hajoepiejé.
De man die ging op de vensterbank, hajoepiejé.
En likte al de borden af, hajoepiejé.
En likte al de borden af, hajoepiejé.
Vrouw:
De vrouw die zocht een bezemstok hajoepiejé.
De vrouw die zocht een bezemstok hajoepiejé.
En sloeg den man al op zijn kop, hajoepiejé.
En sloeg den man al op zijn kop, hajoepiejé.
Man:
Ik zal naar de politie gaan, hajoepiejé.
Ik zal naar de politie gaan, hajoepiejé.
De vrouw die heeft me geslagen, hajoepiejé.
De vrouw die heeft me geslagen, hajoepiejé.
Politie:
Daar moet je maar eens tegen kunnen, hajoepiejé
Daar moet je maar eens tegen kunnen, hajoepiejé
Allen, dansende in den kring:
Nu zullen we allen vroolijk zijn, hajoepiejé.
Nu zullen we allen vroolijk zijn, hajoepiejé. | |
|
|
Mourik, J. van (samensteller),
KINDERSPEL EN KINDERLUST[:] VERDWIJNENDE VOLKSPÖEZIE TER VERRIJKING ONZER FOLKORE VERZAMELD DOOR [...]
|
|
1931
|
|
| p45 |
|
| Gecorrigeerde OCR (2019) |
|
