|
|
AFSCHEID GEDAAN DOOR EEN KORPERAAL IN SURINAMEN
Hebbende een strijd tegen de dood over het leven. Voois: Raad 'er na
O, Hemel ik bespeur, Dat ik niet meer kan leven. De dood staat voor mijn deur, Wilt mij geen tijd meer geven, Mijn levensloop is uit. Waarmee heb ik verbruid?
Moet dan een Muzikant, In 't bloeien van zijn Jaren, Al sterven in dit Land, O Dood wilt mij doch sparen, En laat mij leven hier, In vreugde en Pleizier.
Bent gij een Muzikant, Die heb ik eerst van nooden, Ik koom als afgezand, Gij moet naar 't Rijk der Dooden, Gij moet terstond met mijn, Hier helpt geen Medicijn.
Moet dan een Krijgsman stout, Een Meester der soldaten, Ruim twintig Jaren oud, De Waereld gaan verlaten, O dood verschoon mij doch, En laat mij Leven nog.
Neen ik verschoon u niet, Ik weet van geen soldaten, Gij moet na mijn gebied, De Waereld gaan verlaten. Al ben gij een Korperaal, Ik vrees geen vuur noch staal.
Och moet ik nu van kant? Daar ik kort stond te hopen, De plaats van een sergeant, Die stond al voor mij open, Dus bid ik uw zoo zeer Pardon voor deze keer.
Ik weet van geen pardon, Daar is bij God genaden. Al waart gij een Baron, Ik weet van geen kaskenade, Gij moet met mij in 't graf, En van de Waereld af.
O dood ik ben zoo jonk, Wat heb ik doch misdreven? Wat helpt mijn staat en pronk Als ik niet meer kan Leven? Gij wist dat ik omtrent, Stond op avensement.
Zijt gij nog zoo assurant, En spreekt van avanseeren, Neen, neen, gij moet van kant, Trekt uit uw schoone kleeren, Legt af uw zijdgeweer Gij zijt geen Krijgsman meer.
O Hemel wat een smert, De dood die komt mij nader, Dat voel ik aan mijn Hert. Schrijft het doch aan mijn Vader. Schrijft het na hessen Land, Door Brieven en Courant.
Zorgt daar in 't minst niet voor Hier is de rechte haven, Hier legt een heele koer, Van uwe staat begraven, Daarom begeeft uw maar, Al op de Doode baar.
Komt Doctor komt gezwind, Doet mijn een ader open Eer mijn de Dood verslindt, Misschien is 't nog te hopen, Dat ik mijn leven hou Komt doch en helpt mij Gau.
Voort voort den tijd mankeert Hier helpt geen ader laten, Daar is gecommandeerd Een platon soldaten Die zullen uw voor af, Drie Cercies doen aan 't graf.
Is het alzoo laat o heer. Dat ik in het graf zal wonen, Dat men de laatste eer, Zal doen aan hem betoonen, Zal ik dan met geweld, Naar 't orcineele veld?
Adju dan Affirika, Ik ga na 't Rijk der Dooden, Konsten of Korperaal, Is hier niet meer van nooden. Of andere Vroolijkheid Ik word in 't graf geleid.
Adju in 't generaal, Gij Dames en gij Heeren, Daar ik zo menigmaal Placht altoos bij te verkeeren, Nu kies ik voor mijn deel Een ander fraai Kasteel.
Adju dan kameraads, Ik gaan nu van uw treden, Wilt doch zijn goed soldaat, Wilt het doen mijn ter eeren, Terwijl ik voor mijn Persoon, Moet van het batailjon.
Hier is mijn Zijdgeweer, Mijn Rotting en mijn kleeren, Ik kan doch nu niet meer Soldaten exerceeren, Draagt mij doch als een Lijk, Naar 't eeuwig doode Rijk.
Weg wereld weg van mij, Nu gaan ik mij begeven, Al uit deez' slavernij Recht na het Eeuwige Leven, Daar vind ik avondant, Het rechte Vaderland.
Hier leit een Korperaal, Oud Twee en Twintig Jaar, Een Meester van de Baal, Heel Muziek Rijk doorvaren Geboren uit Hessenland Hier leit een Muzikant. | |
|
Riemsdijk, G.A. (editeur),
De Vrolijke Kramer met Klijn Jans Pleizierig en Vermakelijk Mars-dragend HondjeBESTAANDE IN DE AANGENAAMSTE GEZANGEN OP DE NIEUWSTE EN HEDENDAAGSCHE VOOISEN OP NIEUWS OVERZIEN VERBETERD EN VERMEERDERD MET VERSCHEIDE NIEUWE LIEDEREN
|
1946
|
Amsterdam MI: 3978 Gesloten Kast: B 8 |
p121 |
|
Tekst door OCR; gecorrigeerd, maar mogelijk niet foutloos |
|