Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


DE WARE BESCHRIJVING UIT 'S-GRAVENHAGEN, wegens de wonderlijke straf die een Jonkman is overgekomen, genaamd Arie Mossel, Zijnde een Boere knecht: hij was verloofd aan een Vrijster, doch de Ouders het niet toestaan wilde om haar met elkander te laten Trouwen, vermits hij Luthers en Zij Rooms was, 't geen hem wonder in de ooren klonk, ging door disperatie hem aan de duivel overgeven, die hem na verloop van tijd, in 't Haagsche bosch, bij de Slag-boom, de nek heeft omgedraaid, en is gevonden in een sloot, achter het huis van 't Hoef-ijzer. Geschied in 't Jaar 1725. Breder te lezen of te zingen.
Stem: Hoe leg ik hier in dees ellenden

Wat zware rouw, wat droeve plagen,
Helaas! komt ons hier weer te voor,
In deze jammerlijke dagen:
Gij Christenen leent hier u Oor.
En hoort wat ik u zal gaan zingen,
Tree bij gij vrome Christelingen.

De Liefde die doet menig dwalen,
En brengt de Jonkheid in verdriet:
Want niemand kan haar kracht bepalen,
Gelijk men daag'lijks hoort en ziet,
Hoe dat'er menig vol benauwen,
Raakt in verdriet en zware rouwen.

Gelijk nu weder is gebleken,
Hoe dat een Jonkman door de min
Getroffen wierd, en had besteken
Zijn liefde en zijn kuische zin
Op eenen dochter jonk van jaren,
Die hij verzocht om te gaan paren.

Na lang verkeeren ende vrijen,
Kreeg hij van deze jonge spruit
Het Ja-woord, zij mocht hem wel lijen,
En sprak mijn lief, ik ben u Bruid;
Geen mensch op aard, die dit kan storen,
'k Voeg mij tot u, mijn uitverkoren.

Haar ouders hebben dit vernomen,
Dat zij dees Jonkman minde teer,
En bennen daar achter gekomen,
't Geen voor hem was een droef hartzeer,
Zij spraken wij zullen 't beletten;
Maar zij ging haar daar tegen zetten.

Hij kwam dan weer zonder hartzeeren
Bij deze jonge dochter treen;
Haar Ouders het niet en begeeren,
Spraken wilt derrewaarts gaan en heen:
Want gij zult haar toch nooit niet Trouwen;
Dit baarde hem veel druk en rouwen.

Hij zag daar dan zijn vreugd verdooven,
Sprak ben ik geen eer'lijk persoon?
o Ja; maar 't is om het Gelooven:
Want mijn dochter jonk en schoon,
Die moet voor Romen neder buigen,
En gij gaat Luthers naam getuigen.

Dit scheen een donder in zijn Ooren,
Zoo als hij deze woorde hoort,
Zoo vreemd kwam hem dit hier te vooren,
Hij ging na huis, doch gantsch verstoord;
Hij riep kom Satan uit der hellen,
Wilt mijn terstond ter neder vellen.

Hij kwam door 't Haagsche bosch getreden,
Tot dicht alwaar de Slagboom staat;
Hij riep kom duivel, heel onvreden,
En mij terstond ter neder slaat,
Hetgeen dat daar terstond geschieden,
Zijn nek wierd omgedraaid int vlieden.

Daar bij zoo wierd hij nog gesmeten,
Achter een huis, in eenen sloot,
Hetgeen 't Hoef-ijzer is geheten,
Daar lag hij in en hij was dood:
Zoo gaat het met die God verstoren
En verachten zijn heil'ge Tooren.

Daar lag hij versmoord in zijn zonden,
Doch 'k hoop God wil zijn ziel ontfaan;
o Heer geneest hem met u wonden,
En neemt hem in genaden aan,
Wilt hem zijn zonden doch vergeven,
Die hij op 't aardrijk heeft bedreven.

Gij Ouders wilt de Trouw niet storen
Van uwe kinderen, met spoed:
En gij, o Jeugd! wilt altijd hooren,
Na de raad die u Ouders doet:
Wilt t' saam op d' Aard in vreugde streven,
Zoo krijgt g' hier namaals 't eeuwig leven.

Riemsdijk, G.A. (editeur), De Vrolijke Kramer met Klijn Jans Pleizierig en Vermakelijk Mars-dragend HondjeBESTAANDE IN DE AANGENAAMSTE GEZANGEN OP DE NIEUWSTE EN HEDENDAAGSCHE VOOISEN OP NIEUWS OVERZIEN VERBETERD EN VERMEERDERD MET VERSCHEIDE NIEUWE LIEDEREN
1946
Amsterdam MI: 3978 Gesloten Kast: B 8
p84

Tekst door OCR; gecorrigeerd, maar mogelijk niet foutloos