Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


[15] HET VOER EEN VISSCHER VISSCHEN (AL 71)

Een vrolijk lied over avontuur en overspel. Een visser ontmoet aan de oever van de Rijn een vrouw, die zich wát graag laat 'vangen'. Ze stelt hem voor in de open lucht de liefde te bedrijven, maar hij vindt dat te koud. Liever bij haar thuis. Dat kan, haar man zit in de kerk. Maar terwijl ze zitten te 'eten' komt de man thuis en moet er snel iets bedacht worden. De vrouw giet de vissoep weg (die hen verraden zou) en de visser ontsnapt door het raam.

A joyful song about adventure and adultery. A fisherman meets a woman on the banks of the Rhine; she allows herself to be caught. She suggests that they make love there in the open air, but he thinks it is too cold. Her house would be better. Fine, her husband is at church. While they are sitting 'eating', her husband returns; they have to think of something. The woman throws the telltale fish soup out and the fisherman escapes through the window.

Van den visscher.

Het voer een visscher visschen,
So verre aen ghenen (*1) Rijn.
Hi en vant daer niet te visschen,
Dan een huebsch maechdelijn.

'Och visscher,' seyde si, 'visscher,
Waertoe dracht ghi uwen moet?' (*2)
'Al totter huebscher deerne,
Dat dunct mi wesen goet!'

'Och visscher,' seyt si, 'visscher,
Dat visch hebt ghi ghevaen! (*3)
So verre aen geen groen heyde,
Daer ist goet visschen gaen!'

'Aen gheender groender heyde,
Daer leyt dien couden snee.
Daer vriesen mi handen ende voeten,
Mijn hooft doet mi so wee!'

'Vriesen u handen ende voeten,
Doet u hooft so wee?
So gaet al inder stoven, (*4)
Daer en vrieset nemmermeer.'

Mer doen die loose visscher
Al inder stoven quam,
Doen bestont hi haer te vragen
Na haren getrouden man.

'Wat hebt ghi mi te vragen
Na mijnen getrouden man?
Mijn man is al inder kercken,
Hi bidt Gods heylighen an.'

'Is u man al in der kercken?
Oft inden coelen wijn?
So laet ons eten ende drincken
Ende laet ons vrolijck zijn!'

Mer doen si saten ende aten,
Doen quam haer eygen man.
Doen docht die loose visscher:
'Hoe come ick nu vandan?'

Dat vrouken was behendich,
Si goot haer vischsop uut.
Doen spranc die loose visscher
Ter hoochster veynsteren uut.

(*1): gindse
(*2): wat zoek je
(*3): die vis heb je gevangen
(*4): in de kamer waar een stoof brandt

Camerata Trajectina (artiest), Egidius Kwartet (artiest), Het Antwerps liedboek 1544 = The Antwerp songbook. GLO 6058
2004
1: 15