|
|
[1] AENMERCT DOCH MIJN GECLACH (AL2)
Liefdesklacht. De zanger is op slag verliefd geworden op een meisje dat niets van hem wil weten. Zijn hart breekt als hij haar met een ander ziet praten. De beginletters van de eerste twee strofen verraden mogelijk de naam van de dichter van dit populaire lied: Aegied Maes.
A lover's lament. The singer instantly fell in love with a girl who is not interested in him at all. His heart breaks when he sees her talking with someone else. The initial letters of the first two verses spell out Aegied Maes, possibly the author of this greatly popular song.
Een nyeu liedeken
Aenmerct doch mijn geclach, Ghi ruyters fraey van sinnen! (*1) Ick truere nacht ende dach Ende roepe: 'O wy o wach!' Dwelc ic wel claghen mach. Want, om een die ic eens sach, Therte is doorstraelt van minnen. Mer lacen (*2) hoort hier naer Al heeftse mi gheleken (*3) Een ander sach ick daer Staen spreken teghen haer. Dat schouwen viel mi swaer Ende ick ghinck van daer... Dat herte dat docht mi breken. Den nacht viel mi te lanc, Ic en conde niet langer dueren. Ic was in haer bedwanck, Die minne ginck haren ganc. Die swaer gepeysen stranck, (*4), Haer en weet icx geen ondanc, (*5), Mocht si mi noch gebueren. (*6).
(*1): jullie levenslustige kerels (*2): helaas (*3): al beviel ze mij (*4): mijn zwaarmoedige getob (*5): verwijt ik haar niet (*6): de mijne worden
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Egidius Kwartet (artiest),
Het Antwerps liedboek 1544 = The Antwerp songbook. GLO 6058
|
2004
|
|
1: 1 |
|
|
|