|
|
[16] Klaghte der Prinsesse van Oranjen
Prinses Amalia van Solms zingt over de emoties die ze doormaakt wanneer haar gemaal, Frederik Hendrik, het beleg van 's Hertogenbosch aanvoert. Zo kent ze zijn blik niet, grimmig in plaats van verliefd. Ze kan haar liefde niet uitschakelen. Haar liefdesklacht, bereikt de prins echter niet; hij hoort slechts het lawaai van trompetten en geschut. Elke Spaanse kogel die wordt afgevuurd, treft haar, want ze weet: die was bedoeld voor mijn geliefde.
Klaghte der Prinsesse van Oranjen, over 't oorloogh voor 's Hartoghenbosch.
Schoon Prinssenoogh gewoon te flonkren, Met zuyver' hemelvlam, kan ook De grimmigheidt, u dan verdonkren, En smetten, met een' aerdschen rook? Wat toght verleert die glinsterlichten Hunn' zoeten swier? Om liever brandt van Mars te stichten, Dan Venus vier?
Ik pooghde 't gloedtjen van myn' liefde Misschien te koelen, voor een' stondt, Kon nijptang 't flitsjen, dat my griefde, Wat trekken, uyt de diepe wondt. Maer 't schijnt geweêrhaekt, dit is 't mangel. Helas! myn hart Voelt maklijk inwaerts gaen den angel; Te rug, met smart.
Myn' zughjens, tedere ghetuyghen Van d' ongeneezelijke quael, Die plagh uw open oor te zuyghen; Nu stoppen 't kooper, en metael. Terwijl ghy breydelt d' oorloghskanssen, Met wal en graf, Trompet, en schut (Ach arme) schanssen Myn' klaghten af.
'k Hoor alle daeghs van versche dooden Gevelt in hol, oft galery. Elk overlijdt aen eighe looden; Maer aller koeghels moorden my (*1). Want ik my elkmaels voel bezeeren, Als van een punt (*2), Die denk: op 't hoofdt met witte veeren, Was dat gemunt.
(*1): allen die sneuvelen sterven aan de kogel die hen heeft geraakt; maar ik sterf aan al hun kogels (*2): zwaard, degen
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Muziek uit de Muiderkring: liederen van en voor Maria Tesselschade. GLO 6026
|
1994
|
|
1: 16 |
|
|
|