|
|
[7] Hoogher Doris niet, mijn gloetje
Verzoek aan de geliefde, 'Doris', om kalm aan te doen bij het liefdesspel; de dichter bezwijkt er haast onder. Ik zwelg in je zang en snarenspel. Al die muzikale geluidjes raken me in mijn ziel, evenals je ogen, schichten van Cupido. Ga dan toch maar je gang, laat je van beste kant zien. Genees mijn vlees, dat door Cupido's pijl en boog in last is gebracht, voordat de felle gloed van dat gastje mijn ziel rooft.
Sang Wijse: (*)
Hoogher Doris niet, mijn gloetje, Spaert uw krachjes wat op mij. Al te groot is de lieflijcke lij, Daer ick flaeuwende los in glij (*1). Die daghjes, Die nachjes Die lachjes, Die klaghjes, Bij draghjes (*2), Dat alte soete soetje Mengen moetje, Met een roetje (*3), Oft ick stick aen leckernij.
Als ghij droef of dartel dighje Onder sang van snaeren queelt, O de wondt, o de wondere weeldt! Die mijn' harssen, mijn hartjen steelt! Die quickjes, Die hickjes, Die snickjes (*4) Sijn strickjes En prickjes Der sielen, uw gesighje Is het schichje, Van het wighje (*5) Uit Diones bloedt geteelt.
Immers Doris, stort de kasjes Van uw tedre treeckjes (*6) uit. Maeckt gelonck, maeckt gelach, maeckt geluit, Dat de sinnetjes sachjes suit (*7). Wat vreesje: Mijn geesje Mijn vleesje Geneesje; Die 't peesje Der minne braght in lasjes. Spoeit uw pasjes, Eer dat gasjes Felle brandt mijn sieltje buit.
(*) Hooft heeft de wijsaanduiding niet ingevuld, maar de bijzondere strofevorm van de liedtekst wijst ondubbelzinnig naar de melodie 'Se ben vedi o vita mia' van G.G. Gastoldi (1591). (*1): het zalige genot waarin ik verzonken ben (*2): kleine beetjes (*3): roerspaan (*4): loopjes, melismen en kwart rusten (*5): wichtje, jongetje: Cupido, kleinzoon van Dione (*6): liefdesuitingen (*7): in slaap sust | |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Muziek uit de Muiderkring: liederen van en voor Maria Tesselschade. GLO 6026
|
1994
|
|
1: 7 |
|
|
|