Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


[1] Galathea siet den dach komt aen

Dialoog van minnaar en minnares bij het krieken van de dag. De minnaar wil weg, want de dag breekt aan. Eerst wil Galathea er niet van horen, maar dan ziet ze de wrede waarheid onder ogen: haar lief moet inderdaad gaan. Gelukkig komt hij de volgende avond weer, wat moederlief er ook van mag vinden.

Wijze: Gister avont spade sloot ick mijn deur, etc

[Minnaer:]
Galathea siet den dach comt aen.
Galathea:
Neen mijn lief wilt noch wat marren (*1)
T sijn de starren,
Neen mijn lief wilt noch wat marren t is de maen.

[Minnaer:]
Galathea t' is geen maneschijn.
Galathea:
Hoe t' is noch geen een geslagen
Wat soud 't dagen?
Hoe? t' is noch geen een, t' en can den dach niet sijn.

[Minnaer:]
Galathea' aenschout den hemel wel.
Galathea:
Las! ick sie den dagerade
T' onser schade,
Las! ick sie den daegeraedt de tijt is snel.

Galathea:
Waerom duirt de nacht tot t' avont niet?
Dat wij bleven met ons beyen
Sonder scheyen
Bleven vrolyck tot dat ons de doot verriedt.

Galathea:
Nu Adieu mijn troost en blijft gesont.
Minnaer:
Wilt mij noch een kusgen geven
Och mijn leven!
Jont mij nog een kusgen van u blije mont.

Galathea:
Och mijn leven coomdij t'avont weer?
Minnaer:
Las (*2) u moeder mocht het hooren
En haer stooren,
Maer al sou s' haer stooren ick coom even seer.

Galathea:
Och mijn hart hoe raeck ick van u hals?
Minnaer:
Las den dach en wil niet lijen
T' langer vrijen,
Danck hebt van u sachte kuskens en van als.

(*1): wachten
(*2): helaas

Camerata Trajectina (artiest), Muziek uit de Muiderkring: liederen van en voor Maria Tesselschade. GLO 6026
1994
1: 1