|
|
4. SEGT GHY BERGHSCHE SOLDATEN uit: Nieu Geusen Liet Boeck (Amsterdam, 1616) melodie naar Fruytiers' Ecclesiasticus (1565) en Phalèses Chorearum molliorum collectanae (1583)
In de onduidelijke situatie na het vertrek van de Graaf van Leicester voerde ene Wingfield het bevel over het garnizoen in Geertruidenberg. Hij beschouwde zich als opvolger van Leicester en weigerde het gezag van de Staten te erkennen. Maurits deed een poging om de stad voor de Staten in te nemen, maar moest onverrichterzake terugkeren. De soldaten, meest Nederlanders, sloegen aan het muiten en verkochten de stad aan de Spaanse veldheer Parma. Dit wekte grote verontwaardiging: de soldaten hadden landverraad gepleegd. Het onderstaande lied is dan ook één groot verwijt aan het adres van de 'Bergse soldaten': ze hadden hun land trouw moeten blijven; het was misschien wel even leuk feestvieren in Geertruidenberg, maar nu zitten ze tussen de wal en het schip: ook de Spanjaarden zullen hun bepaald niet vriendelijk bejegenen.
Een Nieu Liedeken vande Berchse soldaten, hoe sy de stadt aen Parma vercochten. 1589.
Op de wyse van Bruynsmadelijn.
Segt ghy Berghsche Soldaten, Hoe waert ghy soo ghesint, Dat ghy hebt gaen verlaten Twelck u wel had ghedient, Moet ghy nu niet met my bekinnen, Dat ghy waert berooft van sinnen End oock al siende blint.
Hadt ghy niet badt (*1) ghebleven Vereenicht met Hollandt. Want t'was u al vergheven Al u groot onverstandt, Ghy moet nu bat u craghen (*2), wagen En daertoe meer slagen, dragen Nu ghy dient den Vyandt.
U weelde gaet verkeeren Ghy meucht wel wesen gram, Ten Berch waerdy als Heeren Elck Hoer scheen een Madam, Neus end Lackerbeet vileyne (*3) Langhen Fleur en magher Heyne Was daer den hooghen stam.
Dit waren d'Edel Mannen Die daer hadden bevel, Jan van Maestricht ghebannen Oock Spillebeen kentmen wel Oock Lenaert Spronck en Houtepen, Alsulcke luyden vreesdemen Wat docht u van dat spel?
Magheren Heyn wilt hooren Was Edel van persoon, Een Papekint ghebooren Daertoe een Hoeren Soon: Alsulck ghespuys was daer den Adel Sy saten als Graven in den Zadel, Bloncken van goude schoon.
Den Spaengiaert sal u klouwen, Met woorden wel bedocht, Denckt oft u is berouwen Dat ghyse hebt aensocht, U hooghen moet en mach niet baten Nu ghy hebt die Stadt verlaten, Zilt ghy oock al vercocht.
Ghy sult nu singhen hooren In een Latijns beduyt, Van eenen Paep gheschooren, Zijn Preken overluyt: Ghy sult nu leeren nyghen en stuypen (*4) Smorghens vroech een Misken suypen Al eer ghy rijdt om buyt.
Ick bid u trouw Soldaten Betracht altijdt u eer, En wilt oock niet verlaten Den dienst van uwen Heer, Al quam u schoon de Vyant terghen 't Zy voor Heusden off voor Berghen End ander Steden meer.
Prins. Heer, en Godt Almachtich Eeuwich ghebenedijt, U stercke handt seer krachtich Voert voor ons uut den strijt, Al t'voornemen van ons vyanden Wilt dat maken heel ter schanden Want ghy ons Heylant zijt.
(*1) beter (*2) hals (*3) schooiers (*4) buigen | |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Willem van Oranje: geuzenliederen / Geuzenliederen rond Willem van Oranje. NKV 8403, Clavigram 6818.260
|
1984
|
|
1: 4 |
|
|
|