|
|
Wat heb ik hier nog meer. Het liede van Loevestein dat Hugo de Groot in Loevestein zat. M: Ik ken het niet. Is het een verhaal? En hoe kom je eraan, hoe ken je het? G: Ik zou het niet weten. Het is het verhaaltje van de ontsnapping van hem in een boekenkist [zingt]:
Op Loevestein woonde eens een man Het is reeds lang geleên Van wie zelfs vriend en vijand zei Zo knap is er niet een Maar ach, zijn knapheid hield niet veel Hij had er weinig an Want nee, hij woonde daar niet als heer Maar als gevangen man
Juist kwam de boekenkist op 't slot Waar op stond: H. de Groot En weldra sprak zijn slimme vrouw: Nu zijn we uit de nood Ze dragen jou in deze kist Vol boeken uit het slot Je gaat voorlopig naar Parijs En blijft daar buiten schot
Maar nauwelijks was De Groot ontsnapt Of daar kwam de cipier Hij [maalde luid?] en schold geducht En maakte veel getier Maar man, sprak toen mevrouw De Groot, Wat zet je 'n boos gezicht Wees dankbaar, want jij had de huig En die heb ik gelicht.
G: Wat is de huig? T: Die Hugo. G: De huig is in je mond, achter in je keel, en die was bij die man ook vastgeplakt, zo heb ik het gehoord, en dat heeft zij met een lepel losgemaakt, zij heb zijn huig gelicht want anders zou hij gestikt zijn, die spieren. Het is maar een weet hè? | |
|
Opnames gemaakt in de Utrechtse wijken Lombok en Transvaal, 1998
|
1998
|
|
|
|
Transcriptie en evt. annotatie/commentaar door veldwerker Marie van Dijk, 1999-2004 |
|