|
|
1. O gij die nooit gebrek of armoe kende Van jongs af aan aan weelde en vreugd gewoon Nooit leefde hier in rampspoed en ellende Gij roept vaak uit wat is het leven schoon Maar o akelig lot is mij op aard beschoren Ik word gekweld door kommer en verdriet O grote god gij trooster van de armen
Refrein: Vergeet, o nee, vergeet de werkman niet 2x.
[strofe 2 t/m 5 van los blad, geschreven door Anna van Gog-Dings]
2. Een stukje brood en ik strerf bijna van honger Zo smeekt een kind van pas acht jaren oud Een knaapje nog van twee of drie jaar jonger Roept vaderlief 't is hier zo bitter koud Geen brood geen vuur om hem iets te verwarmen Geen dagelijks brood en het lijden is zo groot O grote God. Gij trooster van den armen
Refrein.
3. Kom treed met mij die gindse woning binnen Daar vond men armoe droefheid en geween Wat gaan die arme lieden nu beginnen Aanschouw die man, hij is geen dronkaard meer En weinig is er slechts zijn verlangen Gij die het zoets genot in zijn boezem giet Om hun geluk en lijden te verzachten
Refrein.
4. Aanvaard het lot van hen die moeten zwoegen Tot nut en welzijn van de maatschappij Een goede dood schenkt hun het meest genoegen Voor hen een rust en zijn ook tevens blij Geen brood geen vuur om hen iets te verwarmen Geen dagelijks brood en het lijden is zo groot O grote God gij trooster van de armen
Refrein.
5. Wat baat het geld, het nietig slijk der aarde Voor hen die het in overvloed bezit Geen vreugd of heil den arme hier vergaarde Van hen die op zijn goud en geldkist zit Daarom doe wel, gedenk steeds aan de armen Want ook uw loon ligt later in het verschiet Schenk hen ook brood, wil hen bij kou verwarmen
Refrein. | |
|
Dames Dings: opnamebestand (Anna van Gog - Dings en Jeannette van der Putten - Dings)
|
[1991-1999]
|
|
|
|
|
|