|
|
1. De blaren zijn oud en zij prevelen zacht Hoe heerlijk het was in de lentenacht Toen allen hun knoppen ontsproten, Hoe stil tegen purperen avondkleur De lindeboom droomde van bloesemgeur En vogels hun avondlied floten. Maar 't goede getijde is lang nu voorbij De winter, de winter is heel nabij.
2. De blaren zijn oud en zij prevelen zacht Hoe welig ze waren in zomerpracht, Als zilveren zonnen ze bloeiden, Hoe drappelend danste van blad op blad, Hoe 't groen dan een glans als een spiegel had Als regen hen ruisend besproeiden. Maar 't goede getijde is lang nu voorbij De winter, de winter is heel nabij.
3. Nu schuilen de oudjes zo bang bijeen Er gingen zoveel van hun vrienden heen, Als zwervers gejaagd door de winden. Een enkele blijft nog en wacht alleen Of soms nog de zon van de zomer scheen En hem op zijn plaatsje kon vinden. Maar 't goede getijde is lang nu voorbij De winter, de winter is heel nabij.
| |
|
Dames Dings: opnamebestand (Anna van Gog - Dings en Jeannette van der Putten - Dings)
|
[1991-1999]
|
|
|
|
|
|