|
|
1. Jan Alberts stond op en hij zong er een lied En dit verhoorde een koningskind. (bis)
2. Zij stak er haar hoofd door de venstergaten uit En toen riep zij: Mag ik er met Jan Alberts uit rijden gaan En mag ik er met Jan Alberts uit rijden gaan?
3. Jij moogt er met Jan Alberts uit rijden wel gaan Maar als jij er je eretje maar d'r bewaart. (bis)
4. Wat trok zij over haar wit hemdjen heen? En een gouden oorijzer van viere pond zwaar. (bis)
5. Wat trok zij over haar rooie rok heen? En een zijden japon, daar hangen wel vier gouden lovertjes aan, En daar hangen wel vier gouden lovertjes aan.
6. Zij stak er haar hoofd door de venstergaten uit En toen riep zij: Nu ben ik Jan Alberts zijn bruid! (bis)
7. Zij reden wel veertien uren lang Eer dat zij (er) wat spijs en (wat) drank ontvingen. (bis)
8. Jan Alberts, Jan Alberts, wanneer krijgen wij er wat spijs en drank? En daarginder daar bij er die hoge boom En daar is het van eten en drinken zo schoon!
9. Jan Alberts, Jan Alberts, zie daar eens voorwaar, En daar hangen wel veertien mooi meisjes fijn. (bis)
10. Hangen daar wel veertien mooi meisjes fijn? En daarbij sisto er de vijftiende zijn. (bis)
11. Wat kiest ge, hangen of drinken of het hoofdsje rechts voor d'r de voet? Als ik een van die drie er gaan kiezen moet En dan kies ik mijn hoofdsje rechts voor d'r mijn voet.
12. Jan Alberts, Jan Alberts, trek uit er je bovenste jas Want mooi magetsjebloed en dat spreidt (er) zo ver. (bis)
13. Maar toen Jan Alberts zijn jasje ter halve uit had En toen sloeg het mooi meisje zijn hoofd voor de voet. (bis)
14. Maar toen er zijn tong nog driemaal sprak: En daar inder mijn jas en daar zit er een fluit En blaas op er, blaas op er dat horentsje.
15. En achter deze boom en daar staat er een pot En smeer mij er die wonde daarmee dicht. (bis)
16. Neen, ik blaas er niet op 'r een moordenaarshoren Ik strijk er niet uit een moordenaarspot! En zij plakte haar gat op Jan Albert's blauw ros.
17. Zij plakte haar gat op Jan Alberts' blauw ros En toen reed zij alweer door die wildebos heen. (bis)
18. Maar toen zij het bosje ter halve uit was En ontmoette z' Jan Alberts zijn moeder daar, Toen ontmoette z' Jan Alberts zijn moeder daar.
19. Hesto er mijn zoontje Jan Alberts ook zien? En ik heb er je zoontje Jan Alberts gezien, Maar die leit met zijn hoofdsje rechts voor d'r zijn voet.
20. Leit die d'r met zijn hoofdsje rechts voor d'r de voet En dan hesto dat boze maget gedaan, En ze blies er terstond op haar moordenaarshoorn.
21. Ze blies er terstond op haar moordenaarshoorn En Jan Alberts' moordenaars kwamen haar te onthoor. (bis)
22. Doe open de poort en doe open de poort Want Jan Alberts' moordenaars komen mij te onthoor. (bis)
23. Maar de poort werd niet haastig opengedaan En toen is het mooi meisje de gracht ingesprongen. (bis)
24. De andere dag en toen was het mooi weer En toen droogde 't mooi meisje haar kleren weer. (bis) | |
|
Onder de Groene Linde: opnamebestand
|
[1950-1986]
|
Amsterdam MI: OPN OGL |
|
|
Transcriptie door Simon Groot naar afschrift NVA. |
|