|
|
Blauwbaard sprak tot zijn achtste schone: Ik ga op reis, voor hoe lang dat weet ik niet Hier zijn de sleutels waarmee g' in huis kunt komen Maar deze kamer betreedt gij niet! En zij zong, die meid van Labruyere En zij zong, die meid van Labberdoes
Toen Blauwbaard zich op reis had begeven Werd zijn vrouwtje door nieuwsgierigheid gedreven Ze paste overal waar een sleutelgat maar zat Tot ze het rechte gevonden had En zij zong, die meid van Labruyere En zij zong, die meid van Labberdoes
Ze stak de sleutel in het slot en werd door schrik bevangen Zeven dode lijken zag zij aan de kapstok hangen Ze wist niet wat ze doet, Ze weet niet wat ze moet, Eensklaps viel de sleutel in het bloed En zij zong, die meid van Labruyere En zij zong, die meid van Labberdoes
Hoe ze ook waste, het mocht haar niet baten Het bloed dat wilde de sleutel niet verlaten En Blauwbaard die kwam thuis En maakte veel gedruis: Over vijf minuten en dan hang je ook in huis! En zij zong, die meid van Labruyere En zij zong, die meid van Labberdoes
De arme vrouw vliegt naar de hoogste toren En riep: Politie! Mijn man wil mij vermoorden! Maar de politieman, zoals 't gewoonlijk gaat Liep Oost-Indisch doof te wandelen langs de straat En zij zong, die meid van Labruyere En zij zong, die meid van Labberdoes
De arme vrouw, wat moest zij nu beginnen? Eensklaps, ja, daat schiet haar wat te binnen Ze hangt reclame uit van Van Houtens cacao Dit trok de aandacht, daardoor redde men de vrouw En zij zong, die meid van Labruyere En zij zong, die meid van Labberdoes. | |
|
Onder de Groene Linde: opnamebestand
|
[1950-1986]
|
Amsterdam MI: OPN OGL |
|
|
Transcriptie door Marie van Dijk |
|