Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


1. Mijn vader zei laatst tegen mij,
Ik weet een goeie vrouw voor dij,
Je most gaan trouwen jongen! (bis)

2. Ach vader, zei ik tegen hum,
Ik ben zo dom, zo dikwijls dom
In al die vrouwlu zaken. (bis)

3. Als ik 't begun dan maar eens had,
Het hemd dat trilt mie van mien gat,
Ik durf geen wicht anraken. (bis)

4. Het wicht daar ik mit vrijen zol,
Dat heette Stientje van der Pol,
Dat was een knappe deerne. (bis)

5. Maar toen het zaterdagavond was,
Kreeg ik mien piep, mien stok en tas,
En ging erheen marcheren. (bis)

6. Hoe dichter ik bij haar hoes kwam,
Hoe meer mien angst en vrees toenam,
Ik zweette van benauwdheid. (bis)

7. Op 't lest doe kwam ik bij haar hoes,
Ik liep nog zachter als een moes,
Ik keek eens deur de blinden. (bis)

8. De oude heer die zat bij 't vuur,
De torenklok sluug net acht uur,
Toen stapte ik naar binnen. (bis)

9. Goeienavond luu, hoe geet't nou,
... gezondheid ..
De groetnis van mien vader. (bis)

10. O Siemon jonkie, bist doe doar,
Ga zitten in dat hoekie doar,
En proat wat met mien vader. (bis)

11. Toen ik met de ouwe heer was aan proat
Kon 'k snoatern as een advocoat
Ik dacht niet meer an't vrijen. (bis)

12. Maar die oude heer die gung naar bed,
Hij wenste ons nog heel veel pret,
Wij zaten met ons beiden. (bis)

13. Dat wichie trok mij is an 't hoar,
Ik dacht, wat dee dat wichie doar,
Maar ik durfde er niks van te zeggen. (bis)

Onder de Groene Linde: opnamebestand
[1950-1986]
Amsterdam MI: OPN OGL

Transcriptie door Simon Groot naar afschrift NVA.