|
|
[17] GHELIJC DEN DACH HEM BAERT Lied van de Antwerpse kamer der Violieren, wellicht ter gelegenheid van de opening van het beroemde juweel van 1561, waarvoor 1393 rederijkers te paard naar Antwerpen kwamen. De beschaafde kunst is als de dag tegenover de onbehouwen plompheid van de nacht. De rederijkers die zich klaarmaken voor de poëtische strijd wordt dan ook bescheidenheid aangeraden. De tekst, vermoedelijk van factor Willem van Haecht, is op kundige wijze vijfstemmig getoonzet, mogelijk door Hubert Waelrant. Haecht gebruikte het lied ook in een spel van sinne, Oordeel van Tmolus (1562): Apollo zingt ze tijdens een muziekwedstrijd met Pan, dus in een vergelijkbare situatie als tijdens het juweel.
Ghelijc den dach hem baert, (*1) Diet al verclaert, (*2) Verdrijft die duysterheden, So passeert der consten aert, Reyn onbeswaert, Die ruytheyt onbesneden (*3); Dus u met reden spijst, Eer ghij int vonnis rijst, (*4) En tberoemen wilt vermijen, Want die hem selven prijst, Hij bewijst In hem een sot verblijen.
(*1): zoals de dag aanbreekt (*2): verlicht (*3): onbeschaafde plompheid (*4): voordat u zich onderwerpt aan het oordeel van de wedstrijdjury
Tekst en muziek van een los blad, gedrukt Antwerpen 1561.
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Ensemble Oltremontano (artiest),
Leids Rederijkerskamerkoor (artiest),
Rethorijckers en musyckers: muziek van de rederijkers [CD]
|
2003
|
|
1: 17 |
|
|
|