|
|
Van een loosen Boerman.
[1] Hey wie wil hooren singen Van vreughde dats een nieu Liet, Van een soo loosen Boerman, Die sijn Vrouwtjen in dolen liet.
[2] De Boer gingh naer de Kercke, Sijn Tresoortje dat hy toe sloot, In alle soo korten wijlen Soo quam daer een Calis om Broot.
[3] Ick heb jou niet te geven Sprack daer dat Vrouwetjen fijn, Dan een Nachtjen by mijn te slapen, Maer het moster verholen zijn.
[4] Och mocht my dat gebeuren Sprack daer de Landes-knecht stout, Ick souder met willen voor kiesen Jou Silver ende root Goudt.
[5] Sy ginck naer haer slaep-kamer, De Landes-knecht volghde haer naer, Sy trock hem van haer mans kleeren aen, En daer mede soo liet sy hem gaen.
[6] De Lantsknecht over der heyde gingh, Hy hief op en sangh een Liet, Van een soo loosen Boer-man Die sijn Vrouwtjen in doolen liet.
[7] De Boer lagh in de Biesen Hy hoorden de woorden oprecht, Wat hebje van mijn te singhen? Sprack den Boer tot den Landes-knecht.
[8] Ick heb van jou niet te singen, Van jou Vrouwtje en weet ick niet, Een alsoo leyden mare Is te nacht in mijn droome geschiet.
[9] Is al soo leyde mare Te nacht in jou drome geschiet, Soo gaet en drinckt koel isser de Wijn, En melter dats niemant niet. | |
|
't Dubbelt verbetert Amsterdamse Liedboeck waer in begrepen zijn veelderley oude Liedekens, alsmede het Nieu Amsterdams Lied-boek, voor Vryers en Vrysters seer genoeghlijck
|
[1639+]
|
olim Berlin Preuss. Staatsbibliothek Zf 7788R (verloren gegaan) |
p31 |
|
Gecorrigeerde OCR (waarschijnlijk niet foutloos) van de matige fotokopie in het Meertens Instituut van het afschrift gemaakt door W. Heiske in Freiburg, in de jaren 1930, naar het origineel, dat sindsdien verloren ging. |
|