|
|
Noch weet ic een jonc vraukin fijn, Zij staet in mijnen zijn. Zij staet in mijnen zijn. Sij es gheprint int herte mijn, Sij roeft mij mijn vijf zijnnen. Sij roeft mij mijn vijf zijnnen. Sij doet mij trueren en lijden groet, En al met haerder mijnnen. Troest sij mij niet, so blivic doet: Wat mach sij daeraen wijnnen. | |
|
Chansonnier Hieronymus Lauweryn van Watervliet
|
1505-1507
|
Londen, British Library, Add. 35087 (in facsimile) |
f73v |
|
Transcriptie afkomstig uit het corpus (databank) Het Nederlandse Meerstemmige Lied van J.W. Bonda |
|