|
|
Het soude een knechtken uut vrijen ghaen, Twas ens in den maenschijn; Hij vant een duerken openstaen, Daer binnen soo stont een meijsken fijn. Hij vant een duerken openstaen, Daer binnen soo stont een meijsken fijn. Sij sprack: "Sijt willecom mijn Hanselijn, Met u so wil ick een rustig keer doen; Beij Lisken beij, en Hanneken eij, Eij eij, ghij sout mij seer doen. Eij eij eij eij, ghij sout mij seer doen. | |
|
Het tweetste musyck boexken VIER PARTYEN DAER INNE Begrepen zyu [!] xxviiij niewe amoreuse liedekens in onser neder duytscher talen, Gecomponeert by diversche componisten, zeer lustich om singen en spelen op alle musicale Instrumenten [...] SVPERIVS [CONTRATENOR; TENOR; BASSUS]
|
1551
|
Kraków Bibliotheka Jagielónska (in facsimile) |
f14v |
|
Transcriptie afkomstig uit het corpus (databank) Het Nederlandse Meerstemmige Lied van J.W. Bonda |
|