Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


Die eirste freud die ich ye gewon
ys myr zo truren komen
dat vngeuall is widder mich
hait myr myn freud benomen
des mois ich truren bis vff eyn zyt
bis myr myn schones lieff freude gyfft
kan myr wael kummer wenden

Och lest mael do ich by ye was
fruntlich myt ys zo kosen
do machte sy mir eyn krensselyn
van fiolen vnd ouch van rosen
dat machte sy mit yrere sine wysser hant
ye trew gaff sy myr zo eynem pandt
van myr wold sy nyet wychen

Dat nesselen kruyt dat sy myr boid
dat west yn yerem garden
sy spielde mit myr ind ich myt ye
dry schantzen vff eyner karten
die erste schantz die ich gewan
dat wa vurwair ye mundellyng roit
alle zyt zo mynem besten

Och meetgen wat hait dyr der rocken gedayn
dat du nyet me machs spynnen
du suyst in eener die nesselen an
recht wolstu myt eine ryngen
O meetgen nu lais dyr wael die weil
dat dich der rocken neyt ouer eyl
och gruetz myr myn spynnerynnen

Och moder ich hauen eyn eydt gesworn
dat ich nyet me mach spynnen
ich hauen eynen lantzknecht lieff ind wert
licht mir yn mynen synnen
hey drinck so gerne den kolen wyn
Hu fleyd mich yn syn blancke armelyn
den auent zu dem morgen

[ed. J. Oosterman]


1. 'De eerste (vroegste) vreugde, die ik ooit won, is mij tot droefenis geworden. Het ongeluk valt mij aan en heeft mij mijn vreugde ontnomen. Daarom moet ik treuren tot de tijd dat mijn mooie liefje mij weer vreugde schenkt. Tot dan toe is het ellende.'

2. 'Och, de laatste keer dat ik bij haar was om lekker met haar te kussen, toen maakte ze een krans voor me. Van parels en een van rozen. Die maakte zij met haar sneeuwwitte handen. Haar trouw gaf ze me als onderpand, want ze wilde niet van me scheiden.'

3. 'Dat netelkruid, dat ze om me hing, dat groeit in haar tuin. Zij speelde met mij en ik met haar. Drie goede worpen met één kaart. Het eerste geluk dat ik kreeg, was zowaar haar rode mondje altijd tegen de mijne.'

4. 'Ach, meisje, wat heeft de rokken (de stok aan het spinnenwiel) je aangedaan, dat je nu niet meer wil spinnen? Je zit in over de brandnetels, want rechte steken wil je met hem naaien. O meisje, stel je keuze nog even uit, want haastig naaien is zelden goed. Och, groet mijn spinstertje.'

5. [Het meisje antwoordt:] 'Och moeder, ik heb een eed gezworen, dat ik niet meer wil (mag) spinnen. Ik heb namelijk een landknecht lief en acht hem eervol , die helemaal naar mijn zin is. Hij drinkt zo graag koele wijn. Bovendien slaat hij zijn blanke armen om mij heen, van de avond tot de morgen.'


[parafr. vert. T. Brüggemann]

Liedboek van Kathryn van Hatzfelt
1530-1540
Berlijn, Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz, ms. germ. 4o 1480 (olim Cheltenham, Ms. Phill. 9649)
f14r