Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


Idt loüfet alltzomaile. die leüfergyn yn dat gras,
der wynter deyt unß leyde. der somer komp her an,
idt kompt van eyner maget was jonghe
und dat deme knaven syn heufft diede we.
och wer sall troysten myn jonge herze
und mynes lieuen roder mont

[2] Ich wyll myn schyffgen doyne taüwen. und faren
oeversehe, und brengen mynem schonen lieüe
van rosen eyn krentzelyngh, eyn krentzelyngh
van rosen, und oüch van gelen klee, van
herzen lieuen scheyden, och scheyden dat deyt we

[3] Nü swyget eyne hupsche maget und laist
weynen syn, wanne idt rosen snyet
und regent kolen wyn so wyllen wyr aller //
lieffste all by eyn anderen syn,
wanne idt rosen snyet und regent küelen
wyn, so salt dw loser rüter an dynen
halss gehangen syn

[diplomatisch editie Tamar Brüggemann]



1. Alles bloeit en groeit, het loof in het gras. De winter deed ons lijden. De zomer komt eraan. Het komt van een jonge maagd. Het hoofd van de jongen doet pijn. 'O, wie zal mijn jonge hart troosten? En mijn lieve rode mond?'

2. Ik wil mijn scheepje gereed maken en varen over zee. En mijn mooie geliefde een krans van rozen brengen, een krans van rozen en ook van gele klaver. Van een hartedief scheiden, dat doet pijn!

3. 'Nu, zwijg, mooie meid en laat het huilen. Als het rozen sneeuwt en koele wijn regent, dan willen we het liefste bij elkaar zijn.' Het meisje: 'Als het rozen sneeuwt en koele wijn regent, dan zal jij vrolijker ruiter aan je hals zijn opgeknoopt.'


[parafraserende vertaling Tamar Brüggemann]

Liedboek van Kathryn van Hatzfelt
1530-1540
Berlijn, Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz, ms. germ. 4o 1480 (olim Cheltenham, Ms. Phill. 9649)
f4r