|
|
LIII. BIJ ZONNENOPGANG. Woorden van den Auteur, naar het Duitsch van Krummacher. Muziek van Gläzer.
De nacht is heen gevlogen, De ravenzwarte nacht. De zon komt aangetogen In gouden purperpracht. o Wees gegroet, o Wees gegroet, Gij heerlijk schoone Hemelgloed, Gij heerlijk schoone Hemelgloed.
2. Het goede komt van boven, God is der lichten bron, De morgensterren loven Die eeuwge levenszon; Wij wonen in een donker dal, Maar 's Heeren zon schijnt overal.
3. Doe op ons nederdalen, o Heer uw eeuwig licht; Laat eeuwig ons bestralen, Uw vriendlijk aangezigt. Doe ons op uwe wegen gaan, En neem ons lied genadig aan
NB. De twee laatste regels van elk couplet moeten door het koor gezongen worden. | |
|
Schrijver van De mensch en de dieren (auteur),
[Liefde, Jan de] (auteur),
ZANGSTUKJES VOOR SCHOLEN EN HUISGEZINNEN. EERSTE STUKJE. VIJFDE DRUK.
|
[1895 c.]
|
|
p63 |
|
Gecorrigeerde OCR |
|