|
|
Roeyen, roeyen, kooyen 't Schippertje vaart ter dooyen Naar Den Briel al om de visch Weetje niet waar mijn vadertjen is Daar boven, daar boven, Wittebrood in den oven Wittebrood in de pan gebakken Bier en brood in 't zoutvat Meisjen waarom doeje dat Had ik een stok, ik zou je slaan Dat je niet over de aard kont gaan De aard, die ging te pletteren Mooi meisje leer je letteren Terdegen, terdegen De klok slaat halfnegen De klok slaat halftien Meisjen, heb je geen dieven gezien | |
|
DIT IS PIERLALA'S KAST
|
[1960 ca.]
|
Amsterdam MI: Lbl Spaaij 021 |
[p4] |
|
|
|