|
|
13. Anna stond te wachten, Te wachten op haar man, 's Nachts om twaalf uren Daar kwam die smeerlap an. "Goeien avond, Anna", "Goeien avond, Jan", "Waar ben je zoo lang gebleven?" Gaat jou niet an. Gaat jou niet an. En Anna ging naar boven, Ze haalde een dikken stok, Ze kwam weer bij hem beneden En sloeg Jan op zijn kop. En Jan begon te huilen, Hij schreeuwde moord en brand. De buren kwamen kijken En er was niks aan de hand. (Touwtjespringen). | |
|
Mourik, J. van (samensteller),
KINDERSPEL EN KINDERLUST[:] VERDWIJNENDE VOLKSPĂ–EZIE TER VERRIJKING ONZER FOLKORE VERZAMELD DOOR [...]
|
1931
|
|
p4 |
|
Gecorrigeerde OCR (2019) |
|