lied: |   |   |   |
auteur: | |
beginregel: |
Als ick in mijn ghepeysen lach / En docht om Godts bruydt uutvercooren
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | Als ik in mijn gepeinzen lag En dacht om Gods bruid
|
(2 liederen)
|
aantal strofen: | 13 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
link (full text): | tekst naar de druk/editie Clock VhSNL1598 |
|
genre: | schriftuurlijk lied / vermaanlied / acrostichon (geestelijk) |
trefwoord: | Aartje Gosens / bruid Gods |
  | |
melodienaam: |
wijsaanduiding: | standaardnaam melodie: | alle liederen op deze melodie | Nachtegael cleyn Voghelken, woudt ghy my een Liedt singhen | Van die men op de galei wilde stellen ? | (19 liederen) |
|
|
strofeschema:
|
|
verstal:
|
5
|
commentaar:
|
Bijbelse marginalia. Acrostichon: AERTGEN GOSENZ. De melodienorm 'Nachtegaal klein wild vogeltje' past niet bij de strofevorm en komt slechts in de 17e eeuw voor. De wijs is het incipit van strofe 11 van het lied over de drie gezellen uit Roozendaal (DAL1639 002 en HOLb1640 033, norm: Mijn heer van Valkenstein); het strofeschema wijkt echter af (4A 3b 4A 3b). Melodieorm "Van die men op de galei wilde stellen" o.g.v. strofevorm. Hiervan is echter geen genoteerde melodie bekend.
|
recordnummer: | 22985 |
bron: |
siglum: | Clock VhSNL1593
(1593)
|
titel: | Veelderhande Schriftuerlijcke Nieuwe Liedekens, Vermaningen, Leeringen, gebeden, [...] |
pagina: |
p39
(liednummer 14) |
gebruikt ex.: | Amsterdam UB: OK 65-339 (ontbr. fB2) |
|