lied: |   |   |   |
titel: | XXIII. ALS NU MADAM VAN PARMA mettet hof, door den Spaenschen raet, de benden van ordinancie versien, de garnisoenen verdubbelt, een ontallic crijgsvolc so bedectelic als sy mochten, vergadert hadden, so hebben sy het roemen ende lachen der geusen voor ee |
beginregel: |
Och wie sal mijn ooghen nu ter tijdt, / Volheydt van water connen gheven?
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | Och wie zal mijn ogen nu ter tijd Volheid van water kunnen
|
(3 liederen)
|
aantal strofen: | 13 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
genre: | klaaglied / geuzenlied (wereldlijk en geestelijk) |
  | |
melodienaam: |
wijsaanduiding: | standaardnaam melodie: | alle liederen op deze melodie | Hoort toe ghy dochters gratieus | Hoor toe gij dochters gracieus | (16 liederen) |
|
commentaar:
|
Voorafgegaan door achtergrondinformatie. Laatste strofe =oorlofstrofe.
|
recordnummer: | 124321 |
bron: |
siglum: | Lummel NGLb1874(1600)
(1874)
|
titel: | Nieuw geuzenlied-boek, waarin begrepen is den gantschen handel der Nederlanden, [...] |
pagina: |
p39
(liednummer 18) |
beschikbaar: | scan van de gehele bron (books.google.nl) scan van de gehele bron (books.google.nl) |
|