Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank

       
        - melodiezoeken met klavier        
  
sorteer op

bron:

LP: Die tyranny verdrijven: politieke liederen [...]

auteur:
Camerata Trajectina (artiest)
titel:                             Die tyranny verdrijven: politieke liederen uit de tachtigjarige oorlog. ES 46.426. VNM R 79001
jaar: 1979
druk/uitgave:
Utrecht: Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis (VNM) (uitgave)
Nijmegen: Eurosound (technische realisatie)
muziek: zonder muzieknotatie
aantal liederen: 23
23 beschreven in de Liederenbank
type: audio. LP.
ex./kopie Meertens:
LP 3 Camerata 1
commentaar: Politieke liederen uit de Tachtigjarige Oorlog

Valerius' 'Gedenck-clanck' herinnert ons aan de schoolbanken van weleer, aan heroïsche verhalen over de vrijheidsstrijd onzer geknechte voorvaderen - behalve als je Roomskatholiek bent opgevoed: in dat geval aan gruwelverhalen over de martelaren van Gorkum - en aan de dreun van vaderlandsche liederen. Toch behoort Valerius' 'Gedenck-clanck' tot een genre dat ooit springlevend was, verwanter met de protestsongs van Bob Dylan of Wolf Biermann dan met 'Als de blanke top der duinen'.
Dit genre kunnen we aanduiden als het politieke lied in de 16e en 17e eeuw. Er zijn allerlei politieke liedjes bekend uit de Tachtigjarige Oorlog, niet alleen tegen de Spanjaarden, maar ook tegen de Katholieken, tegen de Calvinisten, tegen de Remonstranten, tegen de Contra-Remonstranten, enzovoort. Veel hiervan komt rechtstreeks voort uit het volk, maar ook coryfeeën als Vondel, Bredero en Revius lieten zich niet onbetuigd. Het politieke lied gold als een indringend medium, als een nuttig instrument bij het beïnvloeden van de openbare mening.

HET GEUZENLIEDBOEK
Centraal in de politieke muziek van de Tachtigjarige Oorlog staat het Geuzenliedboek. Meer dan tachtig jaar lang zijn er Geuzenliedjes geschreven en gezongen. In het prille begin verspreidde men ze op losse blaadjes die illegaal te koop werden aangeboden. Daar is het romantische verhaal van Cornelis Pietersz, een jongen van zeventien, die in 1567 opruiende liedjes aan de man had gebracht. De carolusgulden winst die hij daarmee had geboekt, investeerde hij in een nieuwe voorraad liedjes, liet ze drukken in een oplaag van maar liefst duizend stuks, ,,dwelcke hij hier binnen dese landen heeft verkoft ende openbaerlicken over all in Steden en dorpen gesongen". Tenslotte werd Cornelis opgepakt en aan een verhoor onderworpen. Een van de liedjes die men bij hem vond, is 'Hoort toe ghy minschen groot en cleyn' (nr. 12).
Later werden zulke losse liedjes gebundeld in de Geuzenliedboeken. Bij de term ,,Geuzen" moeten we niet alleen denken aan de woeste kwanten die zee en bossen onveilig maakten. Men bedoelt er in het algemeen de volkspartij mee die Calvinistisch en Oranjegezind was.
De Geuzenliedjes werden door verschillende personen tijdens verschillende fasen van de oorlog geschreven, vaak met verschillende bedoelingen. Zo zijn er de puur beschrijvende liedjes, die uitgebreid verslag doen van de belegering van een stad, een veldtocht of een zeeslag. Men heeft wel beweerd dat dergelijke liedjes een soort krantenfunctie hebben gehad. Dat mag misschien waar zijn voor de tijd van hun ontstaan, vele tientallen jaren later zong men ze nog steeds, zodat ze in ieder geval ook hebben bijgedragen tot het historische bewustzijn van de mensen. Door de bank genomen zijn het nogal langdradige rijmelarijen vol stoplappen met zo hier en daar een rake schimpscheut aan het adres van de vijand.
Een tweede type vormt het propagandalied, dat er op uit is de luisteraar te winnen voor de goede zaak. Het beroemdste lied van dit type, het beroemdste Geuzenlied überhaupt (ook al tijdens de opstand), is het Wilhelmus. In 'Ras seventhien provincen' (nr. 2), dat wel beschouwd wordt als een vervolg op het Wilhelmus, roept de zanger zijn toehoorders op zich bij de Prins te voegen en de Spanjaarden te bestrijden. De propagandaliederen slaan een serieuze toon aan en zijn technisch gezien doorgaans van goede kwaliteit.
Dan zijn er nog de spotliedjes, waarmee de zanger de lachers op zijn hand probeert te krijgen. Een geliefd mikpunt voor de Geuzenspot vormen de Spaanse bevelhebbers zoals Maximilianus van Bossu (nr. 5), die de slag op de Zuiderzee heeft verloren. Hij wordt sprekend opgevoerd vanachter de tralies van zijn gevangenis in Hoorn, zijn droevig lot verzuchtend. Ook de Katholieke geestelijkheid neemt men graag op de korrel, bijvoorbeeld in 'Com nu ghy Romanisten koen' (nr. 3). Tot het kabareteske type behoort ook 'Ick heb droefheyt vernomen' (nr. 11), waarin de legerhoeren zich van hun broodwinning beroofd zien als de Spaanse troepen worden afgedankt.
Men heeft gerekonstrueerd, dat het eerste Geuzenliedboek van omstreeks 1574 moet dateren. Het zal wel een bundeling zijn geweest van losse liedjes. Latere drukken van het liedboek nemen meestal een deel van de oude liedjes over en voegen er een paar aktuele aan toe. Dit gaat zo door tot aan de vrede van Munster (1648), zoals bekend het einde van de Tachtigjarige Oorlog.
De liedjes worden steeds ingeleid door enkele regels verklarende tekst. Doordat de liedjes chronologisch geordend zijn, krijgt het Geuzenliedboek het karakter van een geschiedenisboekje op rijm. Voor historici is er weinig origineel bronnenmateriaal te vinden in de Geuzenliedboeken. Ze zijn echter enorm populair geweest; daarom, en vanwege het grote aantal (meest anonieme) dichters, kunnen we echt spreken van een boek voor en door het volk. Als zodanig heeft het grote betekenis, want we kunnen er uit aflezen welke gebeurtenissen de mensen -die van de Geuzenpartij althans- bezighielden en hoe ze er op reageerden.

VALERIUS' GEDENCK-CLANCK
De Zeeuw Adriaen Valerius was een vroom vaderlander en kan als zodanig tot de partij van de Geuzen worden gerekend. Zijn 'Neder-landtsche gedenck-clanck' neemt een heel aparte plaats in temidden van de politieke liederen van de 17e eeuw, in de eerste plaats omdat het boek toentertijd vrijwel onbekend schijnt te zijn gebleven. Het werk is in de 17e eeuw nooit herdrukt en verwijzingen ernaar of ontleningen eraan uit die tijd zijn nooit gevonden.
Het is wel een prachtige uitgave. Het hoofdbestanddeel wordt gevormd door een beknopt geschiedverhaal dat de opstand beschrijft tot aan Valerius' dood in 1625. Het is verlucht met allegorische gravures, met spreuken in vele talen, met gedichten en met liederen. Het geheel ademt een sfeer van godsvrucht en vaderlandsliefde. De liederen zijn behalve van een wijsaanduiding voorzien van de melodie vervat in noten. Daarbij geeft Valerius zijn publiek een luit- en een citerzetting van elke melodie, beide in tabulatuur (greepschrift) genoteerd. Het muzikale aandeel van de Gedenck-clanck vertegenwoordigt geen uitermate hoog niveau. Valerius verdiende zijn brood als ambtenaar en notaris, dichtte daarbij zeer verdienstelijk en bracht het zelfs tot overdeken van de rederijkerskamer in zijn stadje Veere. Over zijn muzikale aktiviteiten is niets bekend, maar op grond van de Gedenck-clanck zou je hem kunnen schatten op een goedbedoelende amateur die niet bijzonder thuis was in de harmonieleer van tijd. Op zich echter geven juist de minder geslaagde arrangementen een aardig beeld van de huismuziek in de 17e eeuw. Gelukkig geeft Valerius bij de keuze van de melodieën voor zijn Gedenck-clanck blijk van een goede smaak. Het leeuwendeel is van buitenlandse afkomst; dit in tegenstelling tot die in het Geuzenliedboek, waarin voornamelijk Nederlandse wijsaanduidingen worden gebezigd. Met zijn gravures, noten, tabulaturen en buitenlandse melodieën richt Valerius zich tot een meer elitair en koopkrachtiger publiek dan de uitgevers van de Geuzenliedboeken.
Behalve drie geciteerde Geuzenliederen (waaronder het Wilhelmus en 'Maximiljanus de Bossu)' zijn alle liedteksten van Valerius' eigen hand. Hij moet ze tegen het einde van zijn leven geschreven hebben. Het is echter opmerkelijk hoe hij soms de suggestie wekt, dat zijn liederen dateren uit de tijd waarop ze betrekking hebben. "Com nestelt hem de broeck eens op" (uit nr. 3) mag een plastische aansporing lijken om Alva er eens goed van langs te geven, het lied is aantoonbaar tientallen jaren na het optreden van de IJzeren Hertog gedicht. De meeste liederen zijn evenwel abstrakt en bespiegelend, gespeend van de direkte betrokkenheid van de Geuzenliedjes.
Merkwaardig genoeg heeft juist Valerius' Gedenck-clanck, die in de 17e eeuw bij wijze van spreken bij het verschijnen al vergeten was, het in de vorige eeuw tot grote populariteit gebracht. De al eerder gememoreerde godsvrucht en vaderlandsliefde waarmee het werk doortrokken is, zullen daaraan niet vreemd zijn. Het Wilhelmus, dat in de Franse tijd tot een partijliedje van de Oranjegezinden was geworden en dat Willem I om taktische redenen als volkslied had vermeden, werd door toedoen van Wilhelmina in ere hersteld. Men koos daarvoor de (enigszins verfomfaaide) versie van Valerius. Hoeveel verschil dat maakt, horen we in 'Ras seventhien provincen' (nr. 2), waar de oudst bekende overlevering van de Wilhelmus-melodie wordt gezongen, het soldatenliedje van Condé (1574).

ANDERE POLITIEKE LIEDJES
In het Geuzenliedboek en Valerius' Gedenck-clanck vinden we denkbeelden verwoord van de Calvinistisch-nationalistische volkspartij. Eenzelfde gezindheid spreekt uit Samuel Ampzings 'Triumph-lied over Piet Heins verovering van de Zilvervloot' (nr. 20). Maar ook in andere kampen werden politieke liedjes gezongen. Op deze plaat worden twee hete hangijzers van beide kanten belicht, eenmaal door de Geuzen en eenmaal door hun tegenstanders.
In 'Com nu ghy Romanisten koen' (nr. 14) drijven de Geuzen de spot met het Roomskatholieke gebruik van de bedevaart. De Katholieken laten dit soort vernederingen echter niet over hun kant gaan. Het scherpst reageert dc priester-dichter Stalpert van der Wielen in zijn boekje 'Extractum catholicum'. In 'Zegt ons eens, wat de mis beduid?' (nr. 13) houdt hij het voor zijn doen nog beschaafd, als hij een theologisch dispuut in scène zet tussen een Gereformeerde en een Katholiek.
De partijstrijd tussen Remonstranten en Contra-Remonstranten bereikte zijn hoogte- of zo men wil dieptepunt met de onthoofding van Van Oldenbarneveld. Het Geuzenliedje 'Het velt en sal niet langer branden' (nr. 15) probeert Maurits en de 24 rechters die de exekutie op hun geweten hebben, te rechtvaardigen. De Remonstrant Joost van den Vondel spuugt echter gal over diezelfde rechters in zijn 'Geusevesper of sieckentroost voor de vier-en-twintigh' (nr. 16).

OVERLEVERING EN INTERPRETATIE
In de liedboekjes van de 16e en 17e eeuw werd het meestal als een overbodige luxe beschouwd om bij een lied (lees: liedtekst) de melodie in noten af te drukken. De zanger kende zo'n melodie, die tot het repertoire van zijn tijd behoorde, toch wel. Alleen luxueus uitgevoerde liedboeken hadden gedrukte muziek.

Normaal duidde men boven een liedtekst alleen even de regel of titel aan van het lied waarvan de wijs bekend werd verondersteld. Bijvoorbeeld: 'Op die wijse: Vader onse in Hemelrijck', of: 'Stem: Engelsche Fortuyn'. Als de wijsaanduiding luidde 'Alst begint' of iets van dien aard, dan was het nieuwe lied bekender geworden dan het oorspronkelijke.
Op sommige melodieën zijn veel kontrafakten gemaakt, op andere minder. Alleen al in het Geuzenliedboek gaan er 17 liedjes op de wijs van het Wilhelmus. Twee ervan zijn hier opgenomen, 'Ras seventhien provincen' (nr. 2) en 'Ick heb droefheyt vernomen' (nr. 11). De melodie van 'Vader onse in hemelrijck' komt ook twee maal voor (nr. 6 en 12), evenals die van 'La dolphinée' (nr. 3 en 17). In het laatste geval is dit niet zo duidelijk, omdat dezelfde melodie anders wordt aangeduid door Valerius (als 'La dolphinée', nr. 3) dan door Vondel (als 'Betteken voer na Marienmont', nr. 17).
In het algemeen is er behalve wat betreft de vorm maar weinig verband tussen de oorspronkelijke tekst en de nieuwe. Als dit wel het geval is, moest het als een opzettelijke toespeling worden opgevat. In het 'Gentsch vader-onze' (nr. 6) is het gebed niet gericht tot God, maar tot de hertog van Alva. Daarbij wordt de betekenis van de woorden volledig omgedraaid. Ook Revius schrijft met zijn 'Gebedt voor de belegeringen van 's-Hertogen-Bos (nr. 21) een venijnige parodie, ditmaal op een Gregoriaanse melodie. Een ander geval is het gebruik van psalm 68, de overwinningspsalm. Het is niet toevallig, dat Ampzing deze melodie kiest voor zijn lofdicht op Piet Heins verovering van de Zilvervloot (nr. 20). In een ander maritiem liedje, 'Maximiljanus de Bossu' (nr. 5), komt ook al een citaat uit deze melodie voor.
Het kan nog een heel probleem zijn om de juiste (of alleen maar: een geschikte) melodie te vinden bij een bepaalde liedtekst. Het komt nogal eens voor dat een melodie verscheidene wijsaanduidingen heeft, en omgekeerd kan er bij een wijsaanduiding meer dan één melodie behoren. Bovendien klopt het aantal regels en lettergrepen niet altijd. Bij ,,volkse" teksten die nog geënt zijn op het toppenvers, wordt van de zanger een zekere behendigheid vereist, wil hij elke lettergreep van een noot voorzien en andersom.
Tot voor kort placht men de vaderlandse liederen uit Valerius' 'Gedenck-clanck' gedragen en met het nodige pathos te vertolken. Vanuit onze huidige kennis van de 16e- en 17e-eeuwse uitvoeringspraktijk bezien, ligt het voor de hand deze muziekjes wat meer schwung te geven. Op een fors deel van de wijzen werd nog daadwerkelijk gedanst, terwijl op sommige melodieën die Valerius van een vrome tekst voorzag, anderen allerhande platitudes dichtten.
Wat betreft de interpretatie van de zang hebben bij deze opname deklamatie en verstaanbaarheid centraal gestaan. De begeleidingen en arrangementen zijn meestal zo gekozen of gemaakt, dat het tempo van het lied dat van de natuurlijke spraak benadert.
De liedjes hoeven niet per se begeleid te worden, maar het werd wel volop gedaan in de 17e eeuw; hoe precies, is niet bekend. In ieder geval was na de melodie de bas het belangrijkste, terwijl akkoorden van een luit, citer of spinet het lied een vollere klank gaven. Meerstemmige zettingen zijn natuurlijk ook mogelijk, maar ze geven een Geuzenliedje al gauw iets gekunstelds. Van de meeste liedjes moest een begeleiding worden gerekonstrueerd, waarbij zoveel mogelijk is uitgegaan van bestaande 17e-eeuwse arrangementen.

Louis Grijp


ENKELE JAARTALLEN
1567 Alva arriveert in Brussel
1568 Slag bij Heiligerlee
1572 De Watergeuzen veroveren Den Briel. Algehele opstand. Pardon
1573 Val van Haarlem. Beleg van Alkmaar. Slag op de Zuiderzee. Alva verlaat de Nederlanden
1574 Ontzet van Leiden
1576 Pacifikatie van Gent
1579 Unie van Utrecht
1584 Willem van Oranje vermoord
1585 Val van Antwerpen
1609-1621 Twaalfjarig bestand
1619 Onthoofding van Van Oldenbarneveld
1628 Verovering van de Zilvervloot door Piet Hein
1629 Beleg van Den Bosch
1648 Vrede van Munster

 
beschreven liederen uit deze bron (23)