|
|
[7] MEN HOORT NU SEVEN WIJVEN KIJVEN
(Robbert Robberts, 1646?)
Robbert Robberts was een tolerant man en aanvankeliik aanhanger van Arminius. Door zijn open instelling jegens andersdenkenden maakte hij zich verdacht bij zijn partijgenoten en werd verstoten. Verongelijkt noemt hij zich dan "neutralist" en dicht liederen, waarin hij de verdeeldheid van de christenen aan de kaak stelt. In het nu volgende lied stelt hij de kerken voor als zeven vrouwen die om de hand van Christus kijven. Het refrein geeft de moraal van het lied: trouw niet met een van die wijven, maar blijf bij elkaar.
Op de Wijse: Doen ick een Doecxken wit sagh blincken, &c.
Men hoort nu seven Wijven kijven, Om Christi naem of broeck alleyn, Sy willen al by Christo blijven, En doen haer selfs lusten onreyn, Dus en trouwter geen, Blijft met een (*1) gemeen.
Wie wil de oudst (*2)van seven vrijen, Die al haer goetjen heeft verteert, In Bastaert en in Romenijen, Sy is geen Man met eeren weert, Dus en trouwter geen, Blijf met een gemeen.
De ander (*3) siet de Knaepjes geerne, Die lustigh opter Luyten slaen, Het zijn al kitteloorige Deernen, Men kan haer lusten niet versaen, Dus en trouwter geen, Blijft met een gemeen.
De derde Suster (*4) onverdroten, Eet geern van een Kalfs-bout, Met een Orangien sopken over-goten, Dat haer maeckt weeligh en seer stout, Dus en trouwter geen, Blijft met een gemeen.
De vierde (*5) siet men neerstigh loopen, Nae alderley Braet-pannen vet, Daer sy haer eygen Broodt in doopen, Elck leeft hier nae sijn eygen Wet, Dus en trouwter geen, Blijft met een gemeen.
De vijfde (*6) gaet hier dapper wijden4 Gods Kinder al voor onkruyt uyt, Die sy hier bannen ende mijden En meynen 't is al vast besluyt, Dus en trouter geen, Blijft met een gemeen.
De seste (*7) soeckt ons wijs te maken, Dat al wat hier geschiet op Aert, Godts wil is die men niet mach laken, Daer zijn wy oock niet mee bewaert, Dus en trouter geen, Blijf met een gemeen.
De leste (*8) suster van dees seven, Prijst een dommen Arminiaen, Die mijn kindt den doop niet wil geven, Dat icker selfs by mach staen, Dus en trouter geen, Blijft met een gemeen.
Ghy Christen Princen uyt-gelesen, Zijt ghy vry, soo blijft in Christo, Laet alle secten in haer wesen, Want 't zijn al ruyge (*9) Susters sno, Dus en trouter geen, Blijft met een gemeen.
(*1): bij elkaar (*2): Rooms-Katholieke (*3): Lutheraanse (*4): Calviniste (*5): Doopsgezinde (*6): Oudfiese of Oudvlaamse? (*7): Contra-Remonstrantse (*8): Remonstrantse (*9): slecht
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
De hoer van Babylon: liederen van ketters en papen. (Muziek uit de Gouden Eeuw 2). VNM R 87004
|
1987
|
|
1: 7 |
|
|
|