|
lied: |   |   |   |
titel: | VIII. [..] Van cort Rozijn |
beginregel: |
Cort Rozijn, wel lieue neve, / Ghi zijt seer stout ende onversaecht
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | Kortrozijn wel lieve neef Gij zijt zeer stout en onversaagd
|
(6 liederen)
|
aantal strofen: | 14 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
link (full text): | tekst |
genre: | verhalend lied / dialooglied (wereldlijk) |
trefwoord: | Kortrozijn [=Zeger van Kortrijk] / Vlaanderen , graaf van [=Lodewijk van Nevers] / Engeland, koning van / Brugge / Rupelmonde / 1338] / Sint Laurentiusdag / doodstraf: onthoofding / dochter / overspel |
  | | melodienaam: |
wijsaanduiding: | standaardnaam melodie: | alle liederen op deze melodie | [geen wijsaanduiding] |   |   |
|
commentaar:
|
Sorteerdatum Frédéricq: 1338. Commentaar Fredericq: Bij het bestudeeren van Jan Roulans' Liedekens-Boeck had ik mij overtuigd, dat het lied, welk in de Horae Belgicae (deel XI, blz. 21-23, nr XVI) onder dien zonderlingen titel voorkomt, niets anders kon zijn dan een historisch lied over den dood van Zeger Kortrozijn of van Kortrijk, die in 1338 op bevel van den graaf van Vlaanderen in 't kasteel van Rupelmonde werd onthoofd, omdat hij tegen den zin van zijnen landheer over een verbond met Engeland had onderhandeld. Aan dit historisch feit der onthoofding te Rupelmonde wordt echter eene legendarische liefdesgeschiedenis verbonden, evenals in het lied op graaf Floris. Mijne kleine ontdekking deelde ik in Augustus 1884 mede op het Nederlandsch Congres van Brugge. Doch Jhr. Nap. de Pauw vestigde later mijne aandacht op eene mij onbekend geblevene bijdrage van Prof. C.P. Serrure, in het kunsttijdschrift De Vlaamsche School (Antwerpen, 1871; blz. 26-29) verschenen onder den titel van Klaaglied op den dood van Zeger van Kortrijk (1337), waarin men leest: 'Dezer dagen deed de heer graaf Th. van Limburg Styrum, een zoo vlijtig als geleerd navorscher van onze vaderlandsche oudheden, de belangrijke ontdekking van een Klaaglied op de halsrechting van onzen Zeger. Hij trof het aan in een handschrift, berustende op het stedelijk archief van Gent, en geheeten Mémorial de la familie de Bracle. De vervaardiger van deze geslachtkundige verzameling, Erasmus de Bracle of van Brakel, heer van Varembeke, stamde uit het huis van Kortrijk af; hij arbeidde aan zijn tamelijk omslachtig werk in 1565.' Naar het afschrift van graaf van Limburg drukte Serrure het lied met zijne veertien strofen volledig af; blijkbaar was het gedicht van Jan Roulans' Liedekens-Boeck hem niet bekend. De twee teksten zijn overigens gansch dezelfde, behoudens onbeduidende afwijkingen in schrijfwijze en in enkele woordjes. In het HS. van het Gentsch stadsarchief, dat nu ingebonden is onder den titel van Généalogies de la familie de Bracle, zegt Erasmus van Brakel, zich noemende 'collecteur de la présente généalogie et histoire': 'Depuis ce temps la jusques aujourdhui en lan 1565 nous est demorée de ce Sigier une chanson assés ridiculeuse et veine contraire en soy mesmes et peu véritable; car quelle apparence y a il que luy marié auroit rauij la fille du conte de Flandres et que les histoires nen feroijent point de mention, lesquelles toutes générallement ne parlent de luij quen tout honneur et vertu? Toutesfois les habitans du villaige de Melle lés Gandt tiennent encores pour le présent qui ledict Sigier aulroit tenu ladite fille en ung sien chasteau quil auoit audict villaige nommé thof te Curtrosins, duquel encores aujourdhui on voit les ruijnes ....' Daarop laat hij dan het lied volgen met deze woorden vooraf: Chanson communément chantée en Flandres de ce présent chevalier. (Généalogies, fol. 117-119.) Men ziet het, reeds in 1565 was Kortrozijn's afstammeling Erasmus van Brakel weinig ingenomen met de rol, die het lied aan Zeger doet spelen. Ook Prof. Serrure, na bewezen te hebben dat het lied onhistorische gegevens bevat, schreef: 'Voor mij is (de liefdesgeschiedenis) een louter verdichtsel, verzonnen en onder het volk verspreid om de lafheid van den graaf eenigszins te verrechtvaardigen en om de nagedachtenis van den dapperen ridder hatelijk te maken. Niets anders.' Deze uitspraak schijnt wel wat al te beslist, wanneer het geldt 't geheimzinnig ontstaan van een volkslied op te sporen. In den oudsten der twee teksten, dien van Jan Roulans' Liedekens-Boeck (1544), vangt het lied aldus aan:
|
recordnummer: | 190749 |
bron: |
siglum: | Fredericq OHV1894
(1894)
|
titel: | Onze historische volksliederen van voor de godsdienstige beroerten der 16e eeuw |
pagina: |
p16
(liednummer 8) |
gebruikt ex.: | MI: 3978 6.1 c ME Fredericq |
link (full text): | tekst van de gehele bron |
|
|