lied: |   |   |   |
titel: | Een oudt liedeken |
beginregel: |
Rijc god wie sal ic clagen / dat heymelijc lijden mijn / Mijn boel is mi verjaghet
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | Rijke God wie zal ik klagen Dat heimelijk lijden mijn Mijn
|
(16 liederen & extra informatie)
|
aantal strofen: | 4 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
link (full text): | tekst naar AntwLb1544 tekst naar de editie Vellekoop 1972 |
|
genre: | afscheidslied / liefdesklacht (wereldlijk) |
trefwoord: | twee minnaars / minnares kiest ander / afscheid |
korte inhoud: | Een vrouw heeft twee minnaars. De eerste is van haar verjaagd. Zij verkiest hem echter en gaat hem achterna. De tweede blijft bedroefd achter. |
  | |
melodienaam: |
|
|
strofeschema:
|
. . . . . . . .
3a 3B 3c 3B 3c 3D 3e 3D
(Rijm onreg.) | alle liederen met deze vorm (alle liederen) |
|
verstal:
|
8
|
commentaar:
|
=Van Duyse I, 681. Over dit lied en de melodienorm zie ook Adema 1987, 66.
|
recordnummer: | 1738 |
bron: |
siglum: | AntwLb1544
(1544)
|
titel: | Een schoon Liedekens. Boeck inden welcken ghy in vinden sult. Veelderhande [...] |
pagina: |
f78v
(liednummer 142) |
gebruikt ex.: | Wolfenbüttel Herzog August Bibliothek: A: 236.5 Poet |
editie: | Joldersma 1982, I 163 en II 249 / Van der Poel 2004a, I 324 en II 330 / Van Duyse, I, 681 / Vellekoop 1972, I 156 / Vellekoop 1972, II 102 en II 229 | |
link (full text): | tekst van de gehele bron |
|