lied: |   |   |   |
titel: | Een oudt liedeken |
beginregel: |
Rijck god hoe mach dat wesen / Dat ic dus droevich ben
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | Rijke God wie zal ik klagen Dat ik zo treurig zin
|
(9 liederen & extra informatie)
|
refrein: | Druck moet mijn eyghen zijn [v8]; weest huesch in uwen mont [v8] |
aantal strofen: | 15 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
link (full text): | tekst naar AntwLb1544 tekst naar de editie Vellekoop 1972 |
|
genre: | dialooglied / liefdeslied (wereldlijk) |
trefwoord: | gezel <-> schoon lief / twijfel / oprechtheid / overreding |
korte inhoud: | Een minnaar betuigt zijn liefde voor zijn geliefde. Zij maakt echter duidelijk te twijfelen aan de oprechtheid van zijn liefde. Toch geeft zij haar minnaar steeds meer hoop en uiteindelijk verklaart zij hem haar wederliefde. |
  | |
melodienaam: |
|
|
strofeschema:
|
. . . . . . . .
3a 3B 3a 3B 3c 3D 3c 3D | alle liederen met deze vorm (alle liederen) |
|
verstal:
|
8
|
commentaar:
|
=Van Duyse I, 287. Alternerend refrein. Over de melodienorm zie de Melonorm info.
|
recordnummer: | 1737 |
bron: |
siglum: | AntwLb1544
(1544)
|
titel: | Een schoon Liedekens. Boeck inden welcken ghy in vinden sult. Veelderhande [...] |
pagina: |
f77v
(liednummer 141) |
gebruikt ex.: | Wolfenbüttel Herzog August Bibliothek: A: 236.5 Poet |
editie: | Joldersma 1982, I 161 en II 246 / Van der Poel 2004a, I 320 en II 328 / Van Duyse, I, 287 / Vellekoop 1972, I 152 / Vellekoop 1972, II 101 en II 227 | |
link (full text): | tekst van de gehele bron |
|